‘Van de zenuwen moest ik in de schuilkelder telkens plassen’


Kit, Charlie, Beatrijs en Amy Bo vertellen het verhaal van Marian Smook
OmmenAmsterdam-Centrum

Kit, Charlie, Beatrijs en Amy Bo worden binnengelaten via de nooduitgang, door de schoondochter van Marian Smook. De lift is kapot. Fit lopen ze de drie trappen op naar boven, waar mevrouw Smook ze opwacht in de deuropening van haar appartement in het centrum van Amsterdam, dat volgens haar door een ‘niet zo slimme architect’ ontworpen is. Ze kan niet eens vanuit binnen de deur opendoen, en dat zou toch wel handig zijn als je 93 jaar oud bent. De leerlingen van de Amsterdamse Asvo-school nemen plaats en krijgen een verfrissend glas icetea.

Heeft u ondergedoken gezeten?
‘Ik heb niet echt ondergedoken gezeten, maar ik ben wel uit huis geplaatst. Dat had de volgende reden. Tijdens de oorlog hadden wij thuis verschrikkelijke honger. Jullie kennen trek, maar wij hadden honger, vreselijke honger. Ik heb een keer dertien kilometer heen en terug gelopen om suikerbieten te halen. Onderweg had ik zo’n honger dat ik rauwe suikerbiet heb gegeten. Ongelooflijk ziek geworden. Suikerbiet kun je helemaal niet rauw eten, maar zo veel honger had ik.

Tijdens de oorlog gingen veel kinderen ‘s nachts de straat op om de houten blokjes die het metaal in de tramrails op hun plaats houden, eruit te hakken, voor in de kachel. Dat was vreselijk gevaarlijk, maar je moest wel… Wij verbrandden onze mooie boeken om op vuur te stoken, maar dat hield natuurlijk maar kort aan want papier brandt zo op. We lagen hele dagen met onze moeder in het grote bed om elkaar warm te houden… We hadden maar één klein sneetje brood te eten per dag, met z’n vieren.

Een medewerker van mijn school, mevrouw Cuperus, zag wel dat het helemaal niet goed ging bij ons. Op een dag zei ze: ‘Ik heb contact opgenomen met het Rode Kruis. Jullie kunnen naar Overijssel, want daar hebben mensen wel te eten, daar gaan jullie aansterken.’ Toen zijn mijn zusje, mijn broertje en ik ‘s nachts met een dekschuit naar Kampen gevaren. Zonder licht, want dan zouden de Duitsers ons kunnen aanvallen. De dekschuit lag helemaal vol met stro, en daar lagen wij in, tegen elkaar aangekropen. Aangekomen in Kampen, kregen we voor het eerst een hompje brood en wat water.’

En wat gebeurde er toen?
‘Vervolgens werden we in militaire jeeps naar Ommen gebracht. Daar was een school met een gymlokaal, waar ook weer stro lag. Er kwamen mensen langs om kinderen uit te kiezen voor wie ze voor zouden gaan zorgen. Omdat ze een kind wilden dat goed bij hun gezin paste, werden sommige kinderen wel direct gekozen en andere kinderen niet, die moesten dan naar een volgend dorp.

Mijn zusje en ik werden gekozen, maar mijn broertje niet. Toen ze zeiden dat hij naar een volgend dorp zou gaan heb ik hem vastgepakt en ben ik heel hard gaan gillen. Het was mijn broertje, ik moest voor hem zorgen! Ik krijg nog steeds kippenvel als ik aan dat moment denk. De mensen noemden me ondankbaar, maar ik was niet van plan om op te geven. Toen kwam er een man in een zwart uniform binnen. Geen Duits uniform, het bleek de postbode te zijn. Hij zei: ‘Jouw broertje blijft bij ons, wij wonen ook in dit dorp. En dan mag jij elke dag komen kijken of het wel goed met hem gaat.’ Dat was een geluk bij een ongeluk.

Ik kwam terecht bij een gezin met drie grote boerenjongens, in mijn ogen waren dat reuzen, en een meisje, Dika. Zij had het Syndroom van Down. Die ouders van die reuzen en Dika hoopten dat Dika aan mij eindelijk een vriendinnetje zou hebben. Maar ik was zelf al niet zo vrolijk en had behoefte aan afleiding, waardoor ik niet met haar ging spelen. Soms heb ik nachtmerries en dan zie ik Dika in haar eentje tegen de kerk aan staan, terwijl ik met de andere kinderen speel. Daarover voel ik me ontzettend schuldig.’

Hoe ging de bevrijding?
‘Ommen, waar ik dus in deze periode woonde, is op 11 april bevrijd. Amsterdam pas op 5 mei. Het zuiden werd dus eerder bevrijd, door de Canadezen. Maar de Duitsers wilden de Canadezen tegenhouden. Ze zaagden bomen om en legden die op de weg, zodat de Canadezen er niet door konden. Ook bliezen ze de brug op die vanaf het oosten over de IJssel loopt. De vader van het gezin waar ik als laatste verbleef, had een schuilkelder in de tuin gemaakt. Daar zaten we met z’n allen in. Van de zenuwen moesten ik en de andere kinderen steeds plassen. Toen werd die vader heel boos en zei: ‘Hou op met jullie geplas!’ We mochten ook niet in de schuilkelder plassen want dan zou het gaan stinken. Toch is het goed dat we toen niet naar buiten zijn gegaan, want later zagen we de kogelgaten zitten in onze slaapkamers.

Ik wist niet of mijn moeder nog leefde… Pas in augustus is mijn moeder ons komen halen. Waarom? Ze had niets meer. En het erge was, ik had mijn moeder in mijn hoofd steeds mooier gemaakt. Hoe meer ik naar haar verlangde, hoe mooier ik haar maakte in mijn fantasie. Maar toen ze kwam zag ik een heel oud, vermagerd, gebogen, grijs vrouwtje. Ik schrok van haar en had helemaal geen zin om met haar mee te gaan. Dat is voor mijn moeder vast heel erg geweest.’

En hoe was uw leven vanaf dat moment?
‘Niet vrolijk. Mijn moeder had 2,5 jaar ondergedoken gezeten in een heel klein huisje, samen met andere Joodse mensen. Een lange tijd hebben we bij het treinstation staan kijken naar de namen die op een groot bord verschenen van mensen die terugkeerden naar Amsterdam, maar daar stond onze familie nooit bij. Ondertussen moest ik naar school en werd er van mij verwacht dat ik me daar voorbeeldig gedroeg.

Maar stel je voor, bijna je hele familie is uitgemoord… en jij moet je ondertussen bezighouden met het leren van Franse woordjes? Dat ging gewoon niet. Ik heb dan ook geen glansrijke schoolcarrière gemaakt. Maar later, toen ik 50 was, heb ik het volwassenen-vwo gedaan. Ik heb zelf kinderen en kleinkinderen gekregen, daar ben ik erg trots op. Mijn hoop is dat jullie door dit verhaal te horen, een beetje beter begrijpen hoe verschrikkelijk oorlog is en dat jullie in de toekomst lief zullen zijn voor kinderen die een oorlog hebben meegemaakt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892