‘Uitgeput door voedselgebrek’


Wout (11), Sam (12), Sarah (12) en Muriel (11) vertellen het verhaal van Truus van Beijnhem 1 jaar toen de oorlog begon
Kruisstraat

Truus van Beijnhem woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog achter de Marinekazerne op Kattenburg. Als klein meisje ging zij met de grotere kinderen mee de straat op, omdat haar moeder bij haar zieke zusje was.

U was erg jong toen de oorlog begon. Hoe voelde dat?
“Als je in die tijd leeft dan weet je niet beter. Er liepen hier Duitsers met geweren en we hadden weinig eten, voor mij was dat gewoon. Wij woonden op tweehoog, maar ik moest halverwege de trap uitrusten. Dat kwam door het te weinig eten. Toen ik zes was en naar school moest, ging ik eerst een jaar aansterken.”

Heeft u iets gedaan wat van de Duitsers niet mocht?
“Ik was altijd op pad met grotere kinderen. Bij de Rietlanden stonden vaak tonnen waar stroop in had gezeten. De kinderen krabden die stroop eruit. Bij de molen op Kattenburg reed een trein. Wij zochten daar tussen de rails naar kolen voor in de potkacheltjes. De Duitsers schoten dan op ons. Ik weet niet of ze gericht schoten, maar ik hoor nog steeds de ‘kek’ van die kogels tegen de vaten. Dat geeft zo’n speciaal geluid.”

Mijn vader was schipper. De Duitsers verplichtten hem om voor hun werken. Hij moest voedsel brengen naar de soldaten. Dat heeft hij een tijdje gedaan, maar hij was het er niet mee eens. Toen heeft hij een gat in het schip geslagen en het laten zinken. ’s Nachts is hij met zijn knecht vanuit Arnhem lopend naar huis gegaan. Thuis moesten ze onderduiken bij mijn tante aan de Recht Boomsloot. Overdag verstopten zij zich daar met z’n tweeën in de schoorsteen. Als het donker werd dan sliep hij thuis.”

Gebeurde er ook mooie dingen in de oorlog?
“Op het Kattenburgerplein stond een elektrahuisje en de ondergrondse wilde dat opblazen, zodat de kazerne geen stroom had. Daar stond de hele dag een jonge Duitser op wacht. Die jongen kreeg zijn lunch mee en veel kinderen, waaronder ik, zaten die jongen het brood uit zijn mond te kijken. We hadden honger. Hij deelde elke keer zijn lunch uit en stond de hele dag op wacht zonder eten. Misschien was hij wel 15, want de Duitsers verplichtten ook kinderen voor hen te werken.”

Waar was u tijdens de bevrijding?
“Mijn vader was erbij toen de Duitsers op de Dam vanuit ‘De Grote Club’ hebben geschoten. Hij heeft het overleefd omdat dode mensen op hem vielen. Daar is hij heel langzaam uitgekropen en toen als de sodemieter naar huis gegaan.

De bevrijding kan ik me goed herinneren: ik was op Kattenburg, we liepen rondjes met vlaggetjes en zongen “Oranje Boven”. Ik ging met mijn moeder bij de Kattenburgergracht naar de militairen kijken. Er werd Zweeds wittebrood uitgedeeld. Ik kreeg een snee met een dikke laag boter en suiker. Ik vroeg aan mijn moeder “Is dit nou een gebakje”? Ik had mijn moeder er weleens over horen praten, maar ik kende het niet.”

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892