‘Toen mijn moeder uit het kamp terugkwam, woog ze nog maar 40 kilo’


Jolien, Juul, Giulla vertellen het verhaal van Hennie de Kat
Amelandstraat 16Amsterdam-Noord

Jolien, Juul en Giulla van de Twiskeschool kunnen het bijna niet geloven dat de moeder van Hennie de Kat verraden is voor geld. En dat ze daarna in zo veel verschillende kampen terechtkwam. ‘Het is fijn dat u nu ons uw verhaal kunt vertellen’, zeggen de kinderen. ‘Ja’, antwoordt mevrouw De Kat, ‘want het is verschrikkelijk wat er is gebeurd is, zoiets mag nooit weer gebeuren.’ Binnenkort viert ze trouwens haar 90e verjaardag, samen met haar dochter die 60 wordt, en haar kleindochter die dan 30 wordt…wat een toeval!

Ging u tijdens de oorlog gewoon naar school?
‘Tot 1942 ben ik op school gebleven. Ik zat op de Mulo, maar ik zakte telkens voor mijn examens want ik was vaak ziek. Ik had malaria en tijdens zo’n malaria-aanval was ik rillerig en had ik hoge koorts. In Noord hadden veel mensen malaria. Het kwam van de muggen uit de haven, die waren meegekomen op de schepen uit de tropen. Later hebben ze alle huizen in Noord met poeder ingespoten tegen de malariamug.’

Kende u mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn moeder zat in het verzet. We hadden regelmatig Joodse onderduikers in huis. Op een gegeven moment hadden we zes mensen in huis: Ab van der Linden, later zou hij de kelner van Tita Tovenaar spelen, zijn vrouw, twee tantes van hem en een vriend met diens vrouw. Ze verstopten zich in huis. Achter de trap, achter een boekenkast, hadden we een gat in de muur gemaakt waar vier onderduikers konden schuilen in geval van gevaar. Twee anderen konden op de balken op de vliering schuilen. We hebben het één keer voor proef uitgeprobeerd, maar gelukkig hoefden ze er nooit in. Toch ging het mis. Op een dag hoorde ik op mijn werk dat mijn moeder was opgepakt. Ze was samen met twee mannen en de oudere vrouw die bij ons zaten ondergedoken, gearresteerd door de Sicherheidsdienst. De onderduikers hebben de oorlog niet overleefd. Als ik daar aan denk, vind ik het heel erg. Mijn moeder is vanuit de gevangenis aan de Amstelveenseweg naar Kamp Vught gestuurd. Sporadisch ontvingen we brieven van haar, die heb ik nog steeds. Vlak voor het kamp werd bevrijd, zijn alle mensen in treinen weggevoerd, ook mijn moeder. Ze is naar Ravensbrück gebracht, in het noorden van Duitsland, een vreselijk kamp. En vanuit Ravensbrück is ze met tweehonderd Nederlandse vrouwen naar een vrouwenkamp net buiten Dachau vervoerd, helemaal in Zuid-Duitsland. Dat is haar geluk geweest want Ravensbrück had ze waarschijnlijk niet overleefd. In Dachau moest ze werken in de Agfa-fabrieken, munitie en gasmaskers maken. Uiteindelijk is ze bevrijd door het Zwitserse Rode Kruis. In Dachau is ze overigens vrij behoorlijk behandeld, ze werd daar niet gemarteld. Ze hadden daar een bewaker die gedwongen was om te bewaken. Dat was een hele goede man die veel voor de vrouwen heeft gedaan. Mijn moeder is later nog bij zijn ouders in huis geweest en ik heb nog jaren contact gehad met de zusters van die man.’

Weet u nog dat uw moeder thuis kwam?
‘Dat was in juli, pas een paar maanden na de bevrijding. Ik weet nog dat we iedere dag naar het Centraal Station gingen, naar de achterkant bij de De Ruijterkade, want daar kwamen de treinen uit Duitsland aan. Op een avond, nadat we weer een dag tevergeefs bij het station hadden gestaan, kwam er een buurmeisje naar ons die zei: ‘Je moeder komt eraan!’ Nou, ik heb mijn vader nog nooit zo hard zien lopen. Ik heb een foto van mijn moeder toen ze net terugkwam, ze woog nog maar 40 kilo. Mijn moeder heeft heel weinig verteld over wat ze heeft meegemaakt. Het is dat we spulletjes, brieven en foto’s hebben gevonden, daarom weten we nu zoveel.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892