‘Tegen een Duitse officier die de weg vroeg, zei ze: So weit möglich nach Osten’


Ruben, Jack, Merel en Layla vertellen het verhaal van Adriaan Jesse
Eerste Helmersstraat, AmsterdamOud West

Adriaan Jesse (1932)  woonde aan het begin van de oorlog op de Haarlemmerstraat, later in de Eerste Helmersstraat. Vlak voor de hongerwinter ging hij met zijn broer naar familie op Texel, waar hij de Georgische Opstand meemaakte. Ruben, Jack, Merel en Layla van basisschool De Nautilus gingen op bezoek.

U was zeven toen de oorlog begon, wat weet u nog van die eerste tijd?
‘Ik herinner me dat er een Duitse parachutist bij de tuinderijen bij de Warmondstraat op een dak was geland. En ik weet nog dat er een Engels vliegtuig neerstortte en net op tijd optrok om niet op de huizen terecht te komen; die kwam uiteindelijk voorbij het Aalsmeerplein op het toenmalige luchtvaartlaboratorium terecht. En het moment dat de Duitsers na de overgave van Nederland met tanks binnenkwamen, over de Zeilstraat, de brug over naar het Hoofddorpplein. Dat maakte wel indruk. “Die vuile rotmoffen,” zeiden de mensen. Het eerste jaar van de oorlog verliep verder rustig. Het Duitse volk zag het Nederlandse volk als gelijkwaardig, allebei Germaanse volken. We werden fatsoenlijk behandeld, er was eigenlijk niks aan de hand. Mijn moeder sprak goed Duits. Toen een Duitse officier haar een keer de weg vroeg, zei zij: ‘So weit möglich nach Osten’. Zo ver mogelijk naar het oosten, met andere woorden: donder op. Hij reageerde niet. Hij dacht vast: die vrouw heeft nog gelijk ook.’

Was uw familie veilig in de oorlog?
‘Mijn vader was van nature angstig, maar zat wel in het verzet. Elke keer als hij valse persoonsbewijzen moest wegbrengen, moest hij z’n angsten overwinnen. De groep waar hij in zat, bestond uit twaalf mensen, waaronder zijn broer Wim. Die hebben ze te pakken gekregen; toen is mijn vader ondergedoken. Mijn oom Wim is uiteindelijk gefusilleerd in Buchenwald. De anderen uit de groep zijn ook omgebracht. Onder hen oom Jan, de leider. Een boom van een man, waarmee we als kind heerlijk konden stoeien. Als hij, nadat hij was opgepakt, had gepraat, waren er honderden mensen aangegaan. Onderweg naar kamp Vught zag ie kans op het Centraal Station aan een Nederlandse politieagent een waarschuwingsbriefje af te geven voor m’n vader. Jan Willems heeft de oorlog niet overleefd.
Toen de Duitsers vervolgens bij ons thuis binnenstormden, zei m’n moeder kalm dat m’n vader op kantoor zat. Daar op kantoor zei men dat ie met verlof was. Toen ze weer verhaal kwamen halen bij m’n moeder, wist ze een hele komedie op te voeren. “Is die rotvent weer naar dat wijf toe,” riep ze boos. De soldaten verexcuseerden zich en gingen weg.
Ook mijn broer is een keer opgepakt, toen hij hout sprokkelde bij het Amsterdamse Bos. Mijn moeder ging naar de gevangenis aan de Euterpestraat. Boos dat ze verdomme haar zoon hadden opgepakt; wat dachten ze wel! Mijn broer zat al in de gevangenis op de Amstelveenseweg. Mijn moeder zei tegen de officier: “U zorgt dat mijn zoon thuiskomt” en de volgende dag, onvoorstelbaar, was ie thuis. Hij stonk, want ze zaten met tien man in een éénpersoonscel. Twee dagen later was de hele gevangenisvleugel afgevoerd naar Vught…’

Hoe bent u verder de oorlog doorgekomen?
‘Omdat mijn vader zat ondergedoken en er geen geld en weinig te eten was, ben ik in november 1944, ik was toen twaalf jaar, samen met mijn broer Bob op een fiets met houten banden naar onze grootouders op Texel gegaan. Daar was het op zich rustig, behalve op het eind van de oorlog. Toen kwamen de Georgische soldaten, die gedwongen meevochten met de Duitsers, in opstand. Mijn broer was net in Den Burg toen daar een bombardement plaatsvond. Een Georgische soldaat trok hem mee onder een luik; zo’n beetje op de grens van waar de boel aardig plat werd gebombardeerd. Waarschijnlijk heeft m’n broer zijn leven te danken aan die Georgiër. Het huis van onze tante Theodora aan de Warmoesstraat was geraakt. We vonden haar dood onder het puin. Het gekke was dat ik niet reageerde toen ik het zag; niet bang, niet zenuwachtig…  Veel was door het bombardement verwoest. Huizen, een klooster uit 1300, een lagere school. Ook zag ik nog hoe Duitsers een gevangengenomen Georgiër doodtrapten. Ik liep weg, maar ook toen weer geen angst, geen verschikking, niks, heel gek. Daar schijn je je helemaal voor af te kunnen sluiten.
Op 4 mei capituleerden de Duitsers op Texel. Ik hoorde het Wilhelmus in de grote kerk van Den Burg. Iedereen moest huilen, ik ook. Over het puin liep ik naar mijn grootouders, maar ik kon niet meer praten. Dat duurde wel een dag of tien. Tot bijna vijf jaar na de oorlog heb ik ook gestotterd. Langzaam ging dat over. Het is allemaal zo indrukwekkend geweest dat ik – zelf niet-gelovig opgevoed – ben gaan geloven. Allemaal door de oorlog.’

     

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892