‘Met vriendjes granaatscherven zoeken’
Minka Bos vertellen het verhaal van Hans Kramer, 13 jaar toen de oorlog begon
Henrick de KeijserpleinDe Pijp
Hans Kramer was een jonge tiener in de oorlogstijd. Hij ging met meisjes om, ging met zijn vrienden naar de bioscoop, hing rond en haalde kattenkwaad uit. Eén meisje uit zijn tienerjaren zou hij nooit meer vergeten.
Hoe begon de oorlog voor u?
“Ik werd gewekt door lawaai. Dat bleek het afweergeschut op Schiphol te zijn. 10 mei 1940. Het leven ging gewoon door. Ik ging naar school op de Jozef Israëlskade en zat op voetbal. Onderweg kwam ik vaak Esther tegen. Zij liep van haar joodse school naar huis. We maakten afspraakjes. Op een dag wachtte ik op haar. Ze kwam niet. Ik belde aan bij haar huis in de Van Woustraat. Er was niemand. ‘De familie is weggehaald,’ zei een buurvrouw.”
Hoe zag uw dagelijks leven eruit tijdens de oorlog?
“Met vrienden ging ik de hort op. We zochten granaatscherven en gingen naar de film in filmtheater Thalia in de Tolstraat. Alleen Duitse films werden gedraaid in de bioscoop. Allemaal waren we gek op de actrice Marika Rökk. Expres kwamen we altijd iets later in de bioscoop, zodat we de Duitse propaganda, die voorafging aan de film, niet hoefden te zien. Je moest om acht uur ’s avonds weer thuis zijn. Dan begon de ‘Sperrzeit’. In het pikdonker rende ik vaak naar huis. Soms botste je dan tegen iemand aan. Er was geen licht op straat, en alle ramen waren verduisterd. Je zag helemaal niets. Mensen zijn in die tijd ook wel eens per ongeluk de gracht ingelopen. Op een keer botste ik tegen een meisje op. Ze bleek de dochter van ouders die bij de Waffen SS zaten. Ik vond haar wel leuk. Maar een afspraakje, dat ging niet door: ‘Dat zou ik maar niet doen’ sprak mijn vader dreigend.”
Heeft u Esther na de oorlog teruggevonden?
“Na de oorlog hoorde ik over de concentratiekampen. Daar zou Esther ook naartoe zijn gegaan. Ik wilde weten of ze er nog was. Er waren archieven waarin je namen van verloren vrienden en verwanten kon opzoeken. Daarin vond ik haar naam: Esther Wolf.
Ze was vermoord in Auschwitz. 15 jaar was ze geworden.
Esther, ze was zo’n vrolijk meisje. ‘Had het me maar gezegd!’ zei mijn vader, die tijdens de oorlog in het verzet had gezeten, ‘dan had ik misschien wat voor haar kunnen doen.’ Een tijd heb ik rondgelopen met het gevoel dat ik haar had kunnen redden. Als een dappere ridder.”
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.