‘Kinderen kunnen er niets aan doen wat hun ouders hebben gedaan‘


Sem, Nicky, Isolde en Siebe vertellen het verhaal van Hennie Randewijk
Harnjesweg, Wageningen

Sem, Nicky, Isolde en Siebe van de Van den Brinkschool komen binnen bij mevrouw Hennie Randewijk die direct vraagt of ze een koekje willen. Er is nog wat over sinds het laatste bezoek van haar kleinkinderen. ‘Dat zijn zulke snoeperds. Je kan je eigen niet bewegen of ze zitten aan de trommel. Die hebben de oorlog niet meegemaakt, maar ze hebben wel honger’. Mevrouw Randewijk was 12 jaar toen de oorlog begon. Ze woonde toen met haar drie zussen en ouders in de buurt van de de Harnjesweg.

Hoe zou u de oorlog in één woord omschrijven?
‘Mensonterend. Als ruzie om een spijker. Iedereen wil maar meer meer meer.’

Moest uw vader voor de Duitsers werken?
‘Nee, mijn vader was al te oud. Mijn man wel. Ik leerde hem voor de oorlog op school kennen. We gingen altijd samen tollen. Hij is zomaar op een zaterdag meegenomen naar Duitsland om daar te werken. Na anderhalf jaar zag hij kans te vluchten. Hij had aan een bewaker twee kilo Nederlandse koffie beloofd als hij één keer naar huis mocht gaan. Nederlandse koffie was heel geliefd bij de Duitsers. Daarna was hij natuurlijk foetsie. Hij kwam in een overall zonder onderbroek thuis en is nooit meer teruggegaan.’

Heeft u iemand van de SS gekend?
‘De man van onze buurvrouw tijdens onze tweede evacuatie in Ede zat aan het front bij de SS. Zij waarschuwde ons altijd voor razzia’s waarover zij werd ingelicht door haar contacten bij de SS. Na de bevrijding werd ze meegenomen met de ondergrondse – dat is de verzetsbeweging -, en moest ze, hoogzwanger, met een tandenborstel de trappen schrobben. Toen heb ik, snotneus die ik was, tegen de burgemeester gezegd dat dat niet eerlijk was en dat ze ook veel mensen had gered.’

Denkt u nog veel na over de oorlog?
‘Ja, ik denk vooral na over dat het typisch is dat het grote geld nooit werd aangetast, maar wel de armere woonwijken. Het enorme dure gebouw bij de Enka en de villa’s in het Belmonte waar de Duitsers zaten, werden nooit geraakt. Het rode dorp dan weer wel, door een rakettest van de Duitsers. En dat in Lunteren gelovige boeren die in hele grote boerderijen met mooie tuinen woonden het in hun hoofd haalden om 2,50 gulden voor een ei te vragen aan mij als kind dat alleen wat vodden aan had. Wij hadden niks meer na de oorlog. We hadden een huishouden zonder spullen. Ik heb 25 jaar als vrijwilliger bij het Rode Kruis gewerkt. Juist door wat ik heb meegemaakt in de oorlog, vind ik dat zo’n belangrijke organisatie. Je moet zorgen voor je medemens die het minder heeft.’

Denkt u nog wel eens aan de Duitsers?
‘Toen ik een paar jaar terug met mijn dochter en schoondochter in Keulen was, kon ik het niet laten. Voor een etalage stond een fiets die niet op slot zat; die pakte ik, voor de lol. Ik dacht dat die meiden allebei ter plekke een kind kregen, zo gilden ze. Ze zeiden: ‘Ma, je komt nog in de gevangenis!’ Eigenlijk moet ik ophouden met een hekel hebben aan alle Duitsers. Kinderen kunnen er niets aan doen wat hun ouders hebben gedaan. Zoals nu met die aanslag in de tram in Utrecht. Je kan niet ook niet de hele Turkse bevolking kwalijk nemen voor wat één idioot heeft gedaan.’

De kinderen moesten na het gesprek rennen om nog op tijd voor de bus naar gym te zijn. Maar had mevrouw Randewijk die fiets nou echt gestolen? Nee, dat was maar een grapje!

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892