‘Italianen gooien het eruit en dan is het snel weer goed’


Vinz en Max vertellen het verhaal van Antonio Cogoni
SardiniëAmsterdam Nieuw-West

Wat de jeugd van tegenwoordig eet, wil Ineke Cogoni weten als de vijftienjarige Max en Vinz van Spring High uit Slotermeer op bezoek komen om haar man Antonio (76) te interviewen. Hij gaat hun vertellen over zijn migratie vanuit Sardinië (Italië) naar Nederland in de jaren zestig. Ondertussen mogen de jongens de hele trommel vol cake en muffins leeg eten. Een zakje met wat over is, gaat mee naar huis. “Ze zijn nog in de groei.”

Wanneer bent u naar Nederland gekomen?
‘In 1966. Ik was toen 21 en kwam net uit militaire dienst. Mijn broer woonde hier al en werkte bij Hoogovens in IJmuiden. Ik kwam niet per se om te gaan werken; meer om te kijken hoe het hier was. Mijn broer zei dat ik kon blijven, maar ik had het erg moeilijk met de taal. Ik snapte niks van dat Nederlands. En dan dat klimaat. Mensen vonden mijn haar, dik en zwart, heel interessant. Soms trokken ze eraan. Bij een dancing, Club 67, ontmoette ik Ineke. Zij was met een vriendin.’
Ineke vertelt dit deel van het verhaal: ‘Het was er hartstikke druk. Opeens zag ik een donker type aan een tafeltje zitten. Mensen liepen met een boog om hem heen. Ik zei tegen mijn vriendin: “Kom op, we zijn met z’n tweeën, dat kan vast geen kwaad met die buitenlander.” Zo sprak je over iemand; zo was ik opgevoed. De volgende dag gingen we samen naar het Rijksmuseum en ik heb hem meteen thuis laten komen. “Het is geen Nederlander, blijf er even bij,” vroeg ik mijn broer. Mijn vader schrok wel een beetje. Gastarbeiders stonden in die tijd niet goed bekend. Die hadden al die meiden achter zich aan; sommige meisjes werden zwanger. Ouders waren echt bang dat hun dochter met een donker type thuiskwam. En dat deed ik. Mijn chef bij het GAK, waar ik toen werkte, zei: “Ik dacht dat jij wel iets beters kon krijgen.”’

Wat voor werk heeft u gedaan?
‘Ik bleef dus in Nederland en ging werken in een plasticfabriek op de Prinsengracht. Daar heb ik twee jaar gewerkt, achter een machine. Veel kans om te praten en de taal te leren was er niet. Gelukkig kwam ik na een sollicitatie bij IBM terecht. Daar werkte ik met schrijfmachines. Bij de marine, in mijn diensttijd, had ik als radiotelegrafist gewerkt en daardoor kon ik met tien vinger typen. Post werd vanuit de postkamer rondgebracht. Later kwamen er computers, nog voor mensen die thuis hadden. We gebruikten toen intern al email. Er werd bij IBM Engels en Nederlands gesproken. In de kantine zat ik graag bij de andere Italianen. Met moeite heb ik Nederlands geleerd, op een school bij het Leidseplein. Mijn accent is altijd gebleven.
Na mijn pensioen ben ik vrijwilligerswerk gaan doen. Ik help landgenoten die moeite met de taal hebben. Een formulier invullen, assisteren bij een ziekenhuisbezoek, mee naar de ambassade, dat soort hulp. Als er iets is, roepen ze me erbij en dan spring ik op de fiets en ga er naartoe. Het gaat om mensen van de oudere generatie, die in de jaren vijftig en zestig naar Nederland kwamen. Soms spreken ze dialect, dat ik zelfs moeilijk versta. Maar het is een generatie die niet snel iemand vertrouwt, behalve mij dan, omdat ik ook Italiaans ben en met geduld een band opbouw.’

Wat mist u van Italië?

‘Het klimaat – daar is er elf maanden per jaar zon – en het eten. Sommige producten smaken hier niet zoals daar. Nee, Sardinië is niet meer wat het vroeger was. Dat weet ik ook wel. We gaan nog elk jaar naar familie daar. Ik heb zeven zussen en had twee broers. Mijn broer die ik hier naartoe achterna ging, is op latere leeftijd terug naar Sardinië gegaan. Ik was ook van plan terug te gaan, met mijn vrouw. Alles was al ingepakt, toen onze dochter in verwachting bleek te zijn. We konden toen niet weg. We dachten: we blijven nog eventjes. En zijn er nog steeds. We wonen hier fijn, hoor. Buren komen uit Bulgarije, Egypte, Marokko, Indonesië… Dat gaat goed. Als je in een ander land komt, moet je je een beetje aanpassen, vind ik.’

Wat is volgens u en uw vrouw typisch Italiaans?
Ineke: ‘Hij geeft niets om zijn verjaardag. Dat is echt iets van zijn generatie.’
Antonio: ‘Nederlanders zijn meer open en recht voor zijn raap. Terughoudend ook en een beetje pessimistisch. Italianen hebben een andere mentaliteit. Wat vandaag gaat, gaat. En morgen zien we wel weer. Als je hier een woordenwisseling met je buurman hebt, dan praat je de rest van je leven niet meer met hem. In Italië schreeuwen en vechten ze en dan zoenen ze en is het over. Elke woensdag ga ik langs in een bejaardentehuis, praten met een stuk of tien Italianen. Als ze ruzie maken, kijken die Hollanders wat er aan de hand is. Een half uur later zitten ze dan gewoon weer gezellig koffie te drinken. Nederlanders houden alles binnen. Italianen gooien het eruit en dan is het snel weer goed.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892