‘In de vakantie zat ik op de plantage’


Ghazal, Yasmine, Jah-leeya, Maia en Jennate vertellen het verhaal van Orelia Blinker
Amsterdam-Noord

Ghazal, Yasmine, Jah-leeya, Maia en Jennate van het Amsterdamse Metropolis Lyceum in gaan in gesprek met Orelia Blinker in het Museum Noord. Toen ze 24 jaar oud was vertrok ze van Suriname naar Nederland. ‘We vonden het leuk om met mevrouw Blinker te praten; ze was heel duidelijk en ze bracht ons ook aan het lachen.  Het was interessant en heel erg leerzaam.’

Kunt u iets vertellen over uw leven in Suriname?
‘Ik ben op het platteland geboren, een plantage, en daar heb ik gewoond tot mijn 7e jaar, ik ging naar school. Ik kwam meteen in de 1e klas zonder naar de voorschool te gaan.’

Heeft u nog herinneringen aan de plantages?
‘Ja ik had een grote familie met heel veel kleinkinderen dus in de vakantie kwamen alle kinderen vooral met hun vrienden ook. Het was heel gezellig; we waren zeker met twintig man en vaak meer en iedereen was welkom! We waren niet rijk, maar we kenden geen honger want we verbouwden ons voedsel zelf, omdat we rijstbouwers zijn geweest. De rijstplanten stonden op een enorm groot veld. Zoveel dat we dat niet allemaal met een zeis konden snijden, dus er waren mensen uit de buurt die ons kwamen helpen. Ook maakten ze eten en aten met ons mee. Ze kregen een huisje, een soort hut, ze gingen ze rijst oogsten voor ons maar tegelijkertijd betaalden we ze ook in rijst omdat wij geen geld hadden. Nadat de rijst geoogst is kan je het verkopen en dan pas krijg je geld. Zo hielp je elkaar en zo was ons leven op de plantage. De mensen die kwamen helpen kregen ook rijst voor het hele jaar, ze kregen een derde deel van wat wij hadden, dus veel.’

Wat was het grootste verschil van het leven op de plantages en in de stad?
‘De plantage was natuurlijk beter, elke jaar ging ik terug want in de stad woonde ik om naar school te gaan, maar in de vakantie zat ik op de plantage. Als kind is het veel leuker met je nichten en neven en je vriendinnen die je meeneemt; dat maakte het gezelliger. Ik had een vis als huisdier. We visten en we verkochten ze ook, dus dan hadden we ook geld. Op een gegeven moment ging ik altijd vissen schoonmaken in het water en op een dag zag ik een leuke, grote vis.  Iedere keer als ik daar was, voerde ik hem en ging ik kloppen op een boomstam. Als hij dat hoorde kwam hij en dat ging zo al maandenlang. Ik vertelde ik het aan iemand en je snapt al wat er is gebeurd: vis is voedsel. Iemand heeft die vis op een dag gedood en toen opgegeten.. ik vond dat niet zo leuk.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892