‘Ik zag mijn ouders huilen’


Suria, Dorien,/n Roos en Chenoa vertellen het verhaal van Toos Schut-DemoitiÉ 6 jaar toen de oorlog begon
Rustenburgerstraat 236De Pijp

Mevrouw Schut-Demoitié woonde in Castricum toen de oorlog uitbrak. De Duitse soldaten vorderden alle huizen langs de duinen, zodat ze goed zicht hadden op de kust wanneer er een invasie vanaf de zee zou komen. Ze verhuisde samen met haar ouders en vijf broers en zussen van een huis met grote tuin naar een appartement in Amsterdam. De tuin miste ze als kind heel erg. Maar tijdens de oorlog reden er amper auto’s, dus ze speelde vaak met vriendinnen op straat of in het park.

Heeft u veel honger gehad tijdens de oorlog?
“Mijn vader had de Eerste Wereldoorlog meegemaakt. Hij verwachtte dus dat tijdens de oorlog alle grenzen dicht zouden gaan en alle invoer zou stoppen. Hij had bijvoorbeeld veel rijst ingeslagen, dat hebben we dan ook vaak gegeten tijdens de Hongerwinter. Niet zoals jullie dat nu eten, maar rijstepap. Als er geen melk was, kookte mijn moeder het met water. Ik moest ook veel havermout eten, omdat dat goed was voor de groei. Als ik vandaag zelfs het woord ‘havermout’ maar hoor, krijg ik al rillingen, het stond me zo tegen. Door het eenzijdige voedsel en het gebrek aan vitaminen was je vatbaarder voor ziekten. Mijn jongste broertje kreeg roodvonk, we vreesden dat hij zou sterven, maar dat is gelukkig niet gebeurd. De oorlog maakte je wel vindingrijk. Mijn moeder fietste af en toe naar de Noordoostpolder om eten te halen. Dit mocht natuurlijk niet, dus had ze een list verzonnen. Ze had zakken in haar jas genaaid om het eten in te doen. Wanneer ze haar jas dichtdeed, leek ze net zwanger en dan lieten de soldaten haar makkelijker door.”

Bent u zelf in aanraking gekomen met Duitse soldaten?
“Ik heb een tijdje bij mijn tante in Castricum gelogeerd. Daar woonde een Duitse soldaat alleen in een huis. Ik denk dat hij toezicht moest houden op een bepaalde wijk. Er stond een tamme kastanjeboom in zijn tuin, hij leerde me hoe ik kastanjes kon poffen. Als ik dan voorbij zijn tuin liep, riep hij: ‘Zullen we weer kastanjes gaan poffen?’. Ik mocht niet naar hem toe van mijn tante. Ik weet niet of ze bang was omdat het een man alleen was, of omdat ze zo’n hekel aan Duitsers had. Het leerde me wel dat niet alle Duitsers slecht waren. Sommige mannen wilden helemaal niet het leger in of stonden niet achter Hitler, maar werden verplicht.”

Kende u veel Joodse mensen?
“Toen we naar Amsterdam verhuisden kwamen we terecht in een straat waar veel Joden woonden. Soms werd de straat afgezet met vrachtwagens en dan gingen ze alle huizen binnen op zoek naar Joden. Ze klopten hard op de deur en riepen: ‘Aufmachen’. In de benedenwoning van ons gebouw woonde een Joods gezin. Ik speelde vaak met het dochtertje, Esther. Tijdens een van de razzia’s werden ze weggevoerd. Mijn ouders stonden te huilen toen ze naar het leeggehaalde huis keken. Als kind begreep ik niet wat er gebeurd was, maar omdat ik mijn ouders zag huilen, wist ik wel dat het erg was. Ik heb Esther nooit meer teruggezien.”

  

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892