‘Ik wilde haar een gezicht geven zodat ze niet wordt vergeten’’


Jamila, Djesaiya, Sanae vertellen het verhaal van Ellen Ros over Ida de Boer, 25 was toen de oorlog begon
Hollandia-KattenburgAmsterdam-NoordAmsterdam-Oost

Met de auto gaan Jamila, Djesaiya en Sanae van de IJpleinschool in Noord naar het huis van Ellen Ros, die in de Oosterparkbuurt woont. Toevallig staat daar ook het huis van de oma van Jamila. “Misschien komen we haar nog wel tegen”, roept Jamila. Het is een buurt waar tijdens de oorlog veel Joden woonden. Een van hen was Ida de Boer. Ellen Ros gaat de kinderen straks het oorlogsverhaal vertellen van de Joodse Ida die ze zelf niet heeft gekend maar in wiens leven ze zich heeft verdiept. Toevallig stuitte ze op het bestaan van Ida en door speurwerk en met hulp van het Stadsarchief is ze veel over haar te weten gekomen. En dat verhaal wil ze nu ook aan de kinderen vertellen.

 

Waarom wilde u meer weten over Ida de Boer?
“Ida bleek om de hoek te wonen van waar ik nu woon, in de Eerste Oosterparkstraat. Het huis was overigens van slechte kwaliteit, dat staat er nu niet meer. Ze was tijdens de oorlog ongeveer 25 jaar, net zo oud als mijn eigen dochter nu is. Bovendien werkte ze als naaister in de Hollandia-Kattenburgfabriek in Amsterdam-Noord, waar ze regenjassen maakten. Mijn moeder en mijn tantes werkten vroeger ook in naaiateliers. Er waren dus kleine overeenkomsten in onze levens. Toen ik via-via iets over haar hoorde, wilde ik graag meer over haar te weten komen. Zo kon ik haar een gezicht geven zodat ze niet zal worden vergeten.”

Hoe woonde Ida in de oorlog?
“Ze woonde samen met haar familie in een klein en gehorig huis in de Oost. Dat wil zeggen: met haar ouders en haar jongere broertje. Haar twee zussen waren in die tijd al het huis uit en woonden iets verderop in de straat. Haar vader en moeder hadden niet veel geld dus Ida was erg blij met haar baantje als naaister bij Hollandia-Kattenburg.”

Kon ze in de oorlog haar baan houden bij Hollandia-Kattenburg?
“Tijdens de oorlog namen de Duitsers het bestuur over de fabriek over. In de fabriek werden Duitse uniformen en regenjassen gemaakt. Omdat het werken in de fabriek zo belangrijk was, kregen alle werknemers een Sperre. Dat betekende dat je niet kon worden opgepakt en op transport naar Duitsland kon worden gezet. Je was daar dus tegen beschermd. Toch kregen Ida, haar zussen en ook haar broertje in juli 1942 een brief waarin ze werden opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Bij Hollandia-Kattenburg kregen meer Joodse werknemers zo’n brief, en die verdwenen dan van de een op de andere dag. Misschien waren ze dan wel ondergedoken. Niet naar Duitsland gaan, was voor Ida eigenlijk geen optie. Ze was een betrouwbare en eerlijke meid. In de brief stond dat zij en haar broer en zussen naar het doorgangskamp Westerbork zouden gaan. Ze mochten een koffer meenemen en eten voor drie dagen. Dit soort brieven uit de oorlog zijn trouwens nog bewaard gebleven. Ik heb er bijvoorbeeld een gevonden in het Joods Historisch Museum in Amsterdam.”

Wat is er met Ida gebeurd?
“Ida en haar zus zijn vanuit Westerbork op één van de eerste transporten naar Auschwitz gezet. Haar zus is direct na aankomst in de gaskamer vergast. Ida heeft wat langer geleefd, maar is uiteindelijk ook in Auschwitz omgekomen.”

Het verhaal dat Ellen over Ida heeft geschreven kun je hier nog eens lezen

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892