‘Ik was meer bezig met het verlies van mijn moeder’


Xaviero, Carolina, Jonathan, Mélice vertellen het verhaal van Cock Krommenhoek
Nassaulaan

Xaviero, Carolina, Jonathan en Mélice van de Singelschool komen naar de flat van Cock Krommenhoek om haar te interviewen over de oorlog. In haar woning, op de bovenste verdieping van een flat aan de Delflandseweg, heeft ze een geweldig mooi uitzicht op de drukte van het Stationsplein en met Rotterdam aan de horizon. Mevrouw Krommenhoek die in de oorlog een puber was, verloor in 1940 haar moeder. Ze vertelt aan de kinderen dat dit verlies haar oorlogsjaren meer bepaalde dan het wereldwijde geweld

Hoe oud was u toen het oorlog werd?
‘Dertien. Op 10 mei 1940 lag mijn moeder in het ziekenhuis vanwege een ernstige ziekte, ze was 44. In augustus, een dag nadat ik veertien was geworden, overleed ze. Ik heb de verschrikkingen van de oorlog wel gezien, maar ik was veel meer met mijn moeder bezig. Je moeder zo jong verliezen, dat valt niet mee. Daarna heb ik vrij vaak gedacht, bijvoorbeeld bij bombardementen, wat fijn dat mijn moeder dat niet mee hoeft te maken.’

Bent u ooit bang geweest dat de Duitsers uw huis zouden binnenvallen?
‘Nee, eigenlijk helemaal niet. In de omgeving van ons huis in de Nassaulaan waren veel scholen, daar zaten soldaten ingekwartierd. Als ze door de laan marcheerden en ze zongen nog eens, dan vond ik het nog een soort van leuk ook. En ze marcheerden echt mooi in de maat. Waren ze niet in de school gelegerd, dan waren ze ingekwartierd. Niet bij ons. Ik was jong, maar ik had drie zussen boven mij. Het zou helemaal niet zo gek zijn geweest als ze in aanraking waren gekomen met de Duitse soldaten. Die verleiding was heel groot. Sigaretjes en chocola, en ook leuk in de omgang. Het was niet zo gek om er verliefd op te worden. Een zus van mijn vriendin had een relatie met een Duitse soldaat. Wat konden die soldaten er aan doen? Toen de oorlog over was, werden die vrouwen, meisjes, voor de deur op de stoel gezet, hun hoofd kaal geschoren, een groot hakenkruis erop, dat was afschuwelijk. Dat was eigen rechter spelen door vervelende mensen.’

Hadden jullie genoeg te eten thuis?
‘Je kon hier en daar en overal, als je bijdehand was en vervoer had, echt nog wel eten vinden. Ik kan me niet herinneren dat ik vreselijk honger heb gehad. Ik weet wel dat ik tulpenbollen en suikerbieten heb gegeten. Tulpenbollen, die waren vies en zoet. Na 1943 begonnen de verschrikkingen. Ik liep op straat, iemand had een ui verloren en ik ging die hele ui rauw opeten… Ik zeg wel dat ik geen echte honger had, maar toch wel. Een broertje werd uitgezonden, die was geopereerd, hij had heet water over zich heen gekregen. Hij werd uitgezonden naar Ulft. Dan hadden wij weer extra bonnen, voor brood en melk. Pa was timmerman en kon altijd wel aan hout komen en met hout kon je veel doen.’

Heeft u aan het verzet meegedaan?
‘Mijn latere echtgenoot, die zeven jaar ouder was dan ik, moest naar Duitsland om in de fabrieken te gaan werken. In Duitsland moest oorlogsmateriaal worden gemaakt. Daar maakte hij een heel erg bombardement mee. Hij is toen gaan zwemmen, dat deed hij erg graag, tot hij ergens uit het water durfde te komen. Daar heeft hij een uniform op de kop getikt en is naar Nederland gelopen. Later was er weer een razzia en toen is hij in de kelder van zijn huis in de Paulus Potterstraat ondergedoken. In de straat waren ook jongens die nog niet naar Duitsland waren gebracht en zij zaten in de ondergrondse. Ze drukten krantjes met allerlei informatie van Radio Oranje. Die moesten overal worden bezorgd. Toen ik werd gevraagd of ik op de Damlaan krantjes kon komen halen en bezorgen, deed ik dat. Wist ik veel. Zonder dat ik het wist, zat ik in het verzet. Later vond ik het heel eng. Toen dacht ik: eigenlijk schandalig om daar zomaar iemand voor te vragen.’

Hoe heeft u de bevrijding meegemaakt?

‘Geweldig! Toen was het lekker dat ik alleen maar een vader had, en geen moeder. Er waren allemaal straatfeesten, iedere straat organiseerde een feest en dan danste je de halve nacht door. Mijn vriendinnen moesten allemaal om elf uur thuis zijn. Maar vader was daar helemaal niet mee bezig. Ik kwam thuis wanneer ik wilde. Ik heb een kleinzoon en die woont in Canada. Ik zei tegen hem: ‘Ik vind het niet leuk dat je het land uit bent gegaan. Maar met een Canadese, dat mag wel.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892