‘Ik trok de wc steeds door om het geluid van de bombardementen maar niet te horen’


Desharaily, Ludi Emilia en Kahyia vertellen het verhaal van Jeanne Koehein
Tolstraat, AmsterdamAmsterdam-Zuid

Jeanne Koehein heeft op dezelfde school gezeten als Desharaily, Ludi Emilia en Kahyia. Alleen de gang en de brede trap van de 3e Dalton in Amsterdam-Zuid zijn nog hetzelfde; een gymnastiekzaal hadden ze vroeger nog niet. Er is veel veranderd, ook in de omgeving. Jeanne was vijf jaar en woonde toen aan de Tolstraat. Ze woont nog steeds in de buurt en zit graag op een terrasje.

Hoe was het op school tijdens de oorlog?
‘School ging gewoon door. Tijdens het luchtalarm was ik heel bang. We moesten dan in de klas onder de bank gaan zitten. Als het alarm net afging als de school uitging, zaten we in de gang tegen de muur. Ik herinner me een juf die met een liniaal op je handen sloeg als je iets verkeerds deed. Dat deden ze in die tijd. Ik las heel graag en veel. Handwerken vond ik vreselijk. Omdat er heel weinig wol of katoen was om mee te werken, hoefde ik niet mee te doen, maar mocht ik lezen of voorlezen. Ik speelde veel op straat, in de speeltuin en in een schuilkelder met kinderen uit de buurt. Na het eten mocht ik niet meer op straat.’

Hadden jullie genoeg te eten?
‘Er was niets. Ik heb zoveel bieten moeten eten dat ik er nu nog misselijk van word als ik eraan denk. Er waren gaarkeukens. Je kon daar een pannetje eten halen. Ik heb daar een keer stiekem, toen mijn moeder weg was, steeds met een vork een klein hapje uitgenomen. Toen was er bijna geen eten meer over voor de avond.  Mijn moeder haalde toen eten bij haar zus. Straf kreeg ik niet, maar ik was heel verdrietig. Ik heb er nu nog spijt van. Je kon in de oorlog dingen kopen op de zwarte markt, maar dat was heel duur. Mijn moeder ging lopend op hongertocht langs boerderijen buiten Amsterdam. Ze heeft zelfs twee gouden kronen uit haar mond laten trekken om te ruilen voor eten. De Hongerwinter was het ergst. Ik was toen tien jaar. Mijn broertjes gingen met een schip met andere kinderen naar Groningen en Friesland, want daar was wel eten. Ik zou naar Ameland gaan en werd daarvoor medisch onderzocht. De dokter zei: “Dit kind mankeert niets”. Ik mocht dus niet gaan en vond dat heel erg.’

Waar denkt u vaak aan terug?
‘De bombardementen en het lawaai van de vliegtuigen. Ik ging dan altijd op de wc zitten en trok steeds door om het niet te horen. Ik was vaak met mijn vader op pad. Op een dag kwamen er Engelse vliegtuigen vlak over. Ik was doodsbang. Hij is toen boven op me gaan liggen. Een andere keer, een van de laatste dagen van de oorlog, liep ik met hem over de Van Woustraat. Er kwam op dat moment net een Duitse auto met harde luidspeakers langs. Iedereen ging rennen. Mijn vader zei: “Niet hollen en rustig blijven lopen”. Ik ben na de oorlog heel lang bang gebleven als er een vliegtuig overkwam of als er een knal klonk. Nu heb ik dat niet meer. Van de Bevrijding heb ik veel herinneringen. De zon scheen, overal in de straten waren feesten, er werden spelletjes gedaan en we hoefden lang niet naar school.’

Heeft u met veel mensen over de oorlog gepraat?
‘Na de oorlog hoorde ik pas over onderduikers. Toen pas wist ik wat Joden waren en dat ze sterren moesten dragen omdat ze Joods waren. Een neef van mij was te werk gesteld in Duitsland en is door een bombardement omgekomen. Op de middelbare school hoorde ik van vrienden dat ze ondergedoken hadden gezeten. Mensen die uit Indonesië terugkwamen, vertelden over Jappenkampen. Dat hoorde ik allemaal jaren later, als kind wisten we niets. Mijn moeder zei: ”De Duitsers waren onze buren. Het was alsof je buurman bij je binnengelopen was en alles ingepikt had.” Zij wilde nooit naar Duitsland. Zelf vind ik dat je moet vergeven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892