‘Het boek heeft veel tranen van Ronny gekost’
Jitte, Stefano en Ella vertellen het verhaal van Mirjam Elias
Amsterdam
Mirjam Elias is de auteur van Het verlaten hotel, een verhaal gebaseerd op de ervaringen van Ronny, haar man Ronald Sweering. ASVO-leerlingen Ella, Jitte en Stefano zijn bij haar thuis om haar te interviewen. Daar is ook een grote vitrinekast met Indiaantjes, die Ronny kreeg als hij bij zijn oma moest slapen als in zijn slaapkamer paspoorten werden vervalst. Tijdens het gesprek staan er koekjes en fruit op tafel, geserveerd op de borden uit het hotel van de ouders van Ronny.
Wanneer vertelde uw man het verhaal voor het eerst aan u?
‘Tussen de bedrijven door, bijvoorbeeld als we in de auto zaten. Dan zagen we een konijntje in het weiland en dan praatten we daarover en dan begon Ronny ineens te huilen. Dan vertelde hij dat hij zijn onderduikvriendje Willy indertijd twee konijntjes had gegeven om hem gezelschap te houden. Dan stapten we uit en zaten we heel lang te praten. Mijn schoonvader, Ronny’s vader dus, heeft mij gevraagd het verhaal over zijn hotel te schrijven. Zo is het begonnen. Toen ben ik gaan zoeken naar informatie. Dat was moeilijk, omdat al veel mensen overleden waren. Het is geen geschiedenisboek geworden, ik heb het geschreven door de ogen van een kind én in de tegenwoordige tijd, zodat het net is of je erbij bent.’
Wij vinden het een heel mooi boek, dus dat is wel gelukt. Hoe lang heeft u eraan gewerkt?
‘Af en aan, ongeveer zeven jaar. Ik ben heel blij dat jullie het mooi vinden, want het heeft veel moeite gekost, en veel tranen van Ronny.’
Wat was het moeilijkste?
‘Dat Ronny er nooit meer over heeft gepraat. Hij had alles verdrongen, omdat het te erg was. Zelf heb ik ook erg veel gehuild tijdens het schrijven. Maar het was ook heel fijn om te doen. Het is een soort puzzelen. Soms vertelde Ronny wat, zoals ‘Dat kwam door de muur…’. Dan vroeg ik door en vertelde hij dat er in de school een muur gebouwd was om de Joodse kinderen te scheiden van de anderen. Op een dag vertelde hij over het jongetje aan de overkant, de ondergedoken Willy die helemaal alleen in de kelder woonde. Hij was pas twaalf. Ronny was acht. Zo’n verhaal had ik nooit kunnen bedenken. Ik las wel eens stukjes voor aan kinderen en die vonden het verhaal van Willy het mooist. Maar Ronny werd altijd kwaad. “Zo was hij niet, ik zou nooit met dat jongetje willen spelen,” zei hij dan boos. Hij wist niet eens meer hoe Willy eruitzag, want hij had moeten beloven dat hij er nooit een woord over zou vertellen, dus hij had het diep weggestopt. Toen ben ik gaan zoeken naar Willy en ik heb hem gevonden. Dat wil zeggen, zijn familie, want Willy is in de oorlog vermoord.
Ronny had ooit foto’s van het huis van Willy gemaakt en zelfs dat wist hij niet meer, maar ik wel. We vonden de foto’s en toen hadden we het huisnummer. En later vonden we een oud telefoonboek. Het was een hele speurtocht. Later ontmoetten we Willy’s familieleden, neefjes en nichtjes, en toen had ik een idee hoe Willy was en ik ben meteen gaan schrijven. De volgende morgen las ik het Ronny voor en zei hij: “Ik zie hem weer voor me, zo was hij echt!” En hij begon zich toen heel veel te herinneren. Als mensen heel nare dingen meemaken vinden ze het moeilijk erover te praten. Soms hebben ze zelfs geen herinnering meer. Gelukkig is het toch gelukt en daarom kunnen jullie het lezen en deze verhalen doorvertellen, zodat we nooit zullen vergeten wat er gebeurd is.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.