‘Gelukkig heb ik nog een foto van hem, waarop hij mij als baby vasthoudt’


Linford, Maliyah, Rafael en Luciana vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
Amsterdam-Noord

Linford, Maliyah, Rafael en Luciana hebben op basisschool de Kinderboom al kort besproken wie, welke vragen gaat stellen. Het is best spannend, zo’n interview, maar in Museum Noord waar ze de Joodse Samuel de Leeuw  gaan ontmoeten wacht hun een warme ontvangst en grapt meneer de Leeuw erop los.

Met wie heeft u ondergedoken gezeten?
In mijn eentje. Mijn vader werkte hier in Amsterdam-Noord bij de Hollandia Kattenburg Fabriek. Daar is op 11 november 1942 een razzia geweest door de Duitse bezetters. Toen is mijn vader samen met alle Joodse werknemers daar meegenomen en naar Kamp Westerbork gestuurd. Hij is uiteindelijk in februari 1943 vermoord in Auschwitz. Gelukkig heb ik nog een foto van hem waarop hij mij als baby vasthoudt. Mijn moeder bleef alleen over met mij. Mijn moeder vond het te gevaarlijk voor een Joods kind om bij haar te blijven, dus heeft ze me alleen laten onderduiken. Het was moeilijk om zomaar een onderduikadres te vinden, dus toen is ze heel brutaal op straat naar iemand toe gelopen waarvan ze dacht dat het iemand was die bij het verzet zat. Ze vroeg heel direct of zij haar wilde helpen met mij laten onderduiken, maar de vrouw dacht dat het een valstrik was, dus loog ze en zei van niet. Later kwamen er toch twee mannen aan de deur die tegen mijn moeder zeiden: ‘we kunnen uw kind helpen onderduiken’. Ik was toen 1 jaar en werd naar een opvangcentrum in Limburg gebracht. Daar zijn in totaal 260 kinderen ondergebracht. Een lief echtpaar zonder kinderen heeft mij opgevangen. Vanaf dat moment werd ik Boukje genoemd. Kijk op deze foto….  Hier zag ik voor het eerst een schaap, want die hadden we helemaal niet in Amsterdam. Ik heb in Limburg altijd veel buiten gespeeld.’

Ging u in de oorlog naar school?
‘Ja, Limburg was heel katholiek, dus ik ging naar een school met nonnen. Ik ging wel pas later naar school, want ik was pas 1 jaar toen ik bij mijn pleegouders terecht kwam. Mijn pleegouders zijn in de oorlog ook voor mij verhuisd! Je mocht in die tijd natuurlijk geen radio hebben, maar dat deed mijn pleegvader stiekem wel. Dan zat hij ‘s avond heel zachtjes te luisteren naar de radio, en als klein jongetje luisterde ik natuurlijk ook mee! Op een gegeven moment stond ik op het balkon van het oude rijtjeshuis allemaal Engelse liedjes te zingen, en dat was natuurlijk supergevaarlijk! Want zo konden de buren erachter komen dat we een radio hadden, dus toen zijn mijn pleegouders uiteindelijk voor mij verhuisd en dat laat ook wel zien hoeveel liefde ze voor mij hadden.’

Wat deed u tijdens de Bevrijding?
‘In Amsterdam was de Bevrijding pas veel later, dus in Limburg liepen we al veel langer vrij rond. Wij konden al veel eerder naar de bioscoop en alles doen wat we wilden, dat was hier in Amsterdam pas een half jaar later. Maar ik herinner me nog wel dat we op straat stonden en iedereen droeg oranje, of rood/wit/blauw. En er reden grote tanks met Amerikaanse en Engelse soldaten en alle kinderen kregen chocola en snoep. Ik at voor het eerst kauwgom.’

Heeft u na de oorlog uw moeder weer gezien?
‘Ja, mijn moeder spoorde via een stichting oorlogspleegkinderen op en ontdekte ze waar ik was. Ze kreeg van het militair gezag een pasje om te reizen. Er waren geen treinen en veel wegen lagen in puin, maar al liftend kwam ze in de avond in Heerlen, toen ik al sliep. En dit weet ik nog heel goed hoor, de volgende ochtend vroeg ik aan mijn pleegmoeder ‘wie is die mevrouw?’ Ze zei: ‘dat is je echte moeder’. ‘Nee, u bent mijn echte moeder!’ zei ik. Mijn moeder is toen even een paar dagen gebleven in Heerlen, want ik moest erg aan haar wennen. Ik woonde daar in Heerlen, heel rustig. We woonden aan de heikant. Veel huizen in Amsterdam waren verwoest, gebombardeerd. Heel veel huizen waren afgebroken of gesloopt. Ik moest langzaamaan wennen.
Ik ben altijd naar mijn pleegouders teruggegaan. Iedere vakantie, zomer, herfst en winter, ging ik naar Limburg en dat vond ik heerlijk. Ik zei inmiddels natuurlijk geen ‘papa’ en ‘mama’ meer tegen hun, maar ‘oom’ en ‘tante’. Ik heb mijn hele leven contact gehouden met mijn pleegouders. Ook toen ik zelf trouwde en kinderen kreeg, zijn we vaak terug gegaan. Mijn kinderen noemden hun dan opa en oma en dat vond ik mooi. Toen mijn pleegvader overleed, heb ik mijn pleegmoeder naar een Amsterdams verpleeghuis kunnen halen zodat we haar vaker konden zien’.

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892