‘Door de Hongerwinter heb ik nog altijd last van mijn maag’


Ibrahim, Bilal, Wael en Hamza vertellen het verhaal van Aart Janszen
RöntgenstraatAmsterdam-Oost

Het interview met Aart Janszen vindt plaats op de Dapperschool. Ibrahim, Bilal, Wael en Hamza uit groep 8 hebben hun vragen goed voorbereid en hebben er zin in. Aart Janszen, die vlak voor de Kristalnacht in 1938 werd geboren, ook. Al snel komt er een gesprek op gang, en kijken de kinderen heel af en toe op hun blaadje met vragen.

Heeft uw vader in het verzet gezeten?
‘Mijn vader heeft een klein beetje in het verzet gezeten. Dat heeft hij mij pas na de oorlog verteld. De Telegraaf was de enige krant die was toegestaan, dat was een pro-Duitse krant. Mijn vader bracht een illegaal krantje rond, De Waarheid. Ik ging met mijn vader mee als hij de krantjes rondbracht. Zo leek het voor de buitenwereld alsof hij met zijn zoontje aan het spelen was. De Duitsers hadden niet door wat hij echt aan het doen was. Daarom noemde mijn vader mij de jongste verzetsstrijder van het land.’

Wat voor invloed heeft de bezetting op u gehad?
‘Na afloop van de oorlog, of zoals ik het noem ‘de bezetting’, was ik zes jaar. Ik ging toen pas naar de lagere school, omdat de school tijdens de oorlog bezet was door de Duitsers. Pas op de lagere school begon ik te begrijpen wat er gebeurd was. Nog steeds vind ik een groep met soldaten of agenten doodeng. Niet als het er één is, maar wel als er bijvoorbeeld tien bij elkaar staan. En door de Hongerwinter, toen er heel weinig te eten was, heb ik nog altijd last van mijn maag. Dat hebben veel mensen van mijn leeftijd die die winter hebben meegemaakt. Het gevolg is ook dat ik nu altijd mijn bord leeg eet. Als ik rijst eet, ben ik een tijd bezig om alle korreltjes op te eten, want stel je voor dat je er eentje laat liggen. En als mijn kleinkinderen hun bord niet leegeten, ben ik wel een beetje boos.’

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
‘Ik weet nog dat ik heel vaak bang was om niks. Mijn moeder las me vroeger voor bij een lampje aan tafel. Verder was het echt hartstikke donker in huis. Ik was bang dat in een hoekje van de kamer een mannetje zat dat mijn oren wou pikken. Bij het voorlezen zat ik dus vaak met mijn handen achter mijn oren naar mijn moeder te luisteren. Ook herinner ik me dat ik een keer ‘s avonds met mijn zusje vlakbij de Middenweg liep, op weg naar huis. Het was bijna spertijd. Ik was vijf of zes jaar oud. Ik woonde vlak bij een begraafplaats in Betondorp. Ik wist niet precies hoe laat het was en in de verte zag ik bij de Middenweg een soldaat staan met een geweer over zijn schouder. Daar moest ik langs. Ik was heel bang. Stel je voor dat het spertijd was en wat als ik dan nog niet langs deze soldaat was? Wat zou hij met me doen? Doodeng was dat. Ik dacht hele erge dingen, had kinderangsten, en kan na zo’n  lange tijd nog steeds navertellen hoe dat voelde. En ik was ook een keer ‘s avonds vlak bij huis buitenspelen, toen het luchtafweergeschut klonk. Daarmee schoten de Duitsers op Engelse vliegtuigen. Als ze gingen schieten was er luchtalarm, wat je nu ook hoort op de eerste maandag van de maand. Dan moest je zorgen dat je binnenkwam, er konden kogels en scherven op je komen. Maar ik durfde niet naar huis te lopen en het luchtalarm bleef maar gaan. Van mijn oudere broer had ik geleerd om dan plat tegen de muur te gaan staan en dat deed ik. Ik was doodsbang. Mijn moeder miste me en kwam naar me toe gerend. Ze pakte me op en rende met me naar huis.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892