‘Die soldaten moesten alleen maar lachen om dat kleine meisje’


Riham, Mehmet en Rayan vertellen het verhaal van Toos Knollenburg
Borgerstraat 11Amsterdam-West

Toos, geboren in 1931, verwelkomt de kinderen bij de deur van haar huis in Geuzenveld en gaat dan in de keuken koffie zetten. Opvallend zijn de twee erg grote katten van Toos. Hele lieve beestjes, maar Riham, Mehmet en Rayan van de Visserschool hebben toch liever niet dat ze op hun schoot gaan zitten.

Wat merkte u van de bezetting?
Er was honger, angst en je hoopte dat je het zou overleven. Toch ben je daar als kind niet echt mee bezig. Kinderen gingen altijd voor bij ons. Zij zijn het belangrijkst in het leven, vonden mijn ouders, zij moeten het doorgeven. In het begin was alles nog redelijk normaal, maar er kwam steeds meer narigheid. Soldaten liepen in uniform met geweer; dat vond ik eng om te zien. De school werd bezet, dat werd een soort kazerne voor Duitse soldaten om te slapen. Je was dan wel lekker thuis, maar je miste zo wel een hoop. Moffen zijn slechte mensen, maar die soldaten werden ook maar gestuurd. Als je weigerde, kreeg je de kogel. Er zijn ook goede soldaten geweest. Ik heb van een van hen nog eens een stuk brood gekregen. Dat vind ik zo lief, ik kan er nog om huilen.

Wat vond u het ergste in de oorlog?
Zo’n oorlog is in het geheel erg, je maakte van alles mee. Ik hou heel erg van beesten, dat hebben jullie al gemerkt. Tijdens de oorlog zag ik een keer soldaten die met geweren op vogeltjes schoten. Ik was zo kwaad, ik ben naar ze toe gerend en schreeuwde: ‘Wat hebben ze je ooit gedaan? Niets!’ Die soldaten moesten alleen maar lachen om dat kleine meisje. Er reed ook eens bij ons een vrachtwagen met soldaten door de straat en iedereen moest naar binnen. Aan de overkant stond een man op balkon en die ging niet naar binnen. Toen hebben ze hem zo doodgeschoten. Ook werden er mannen weggehaald om in Duitsland te werken. Mijn vader zat in een werkkamp in Drenthe. Hij is toen gevlucht en in vijf dagen terug naar Amsterdam gelopen. Mijn moeder was een potig wijf en zocht overal oplossingen voor. Er stond een grote boom aan de Jan Pieter Heijestraat. Die is mijn moeder samen met drie mannen om gaan zagen, maar de boom viel tegen de tramkabel aan. Ze zijn weggegaan en later zagen ze de boom weggesleept worden door de Duitsers. Wat was ze kwaad, daar ging die boom!

Brandeisfotografie.nl

Hoe was de Hongerwinter?
We hebben verschrikkelijk veel honger gehad. Mijn moeder ging de boer op. Als er graan van een kar viel, dan pakte ze dat op. Soms werd het zelfs expres op de grond gegooid. Die tarwekorrels werden gemalen in een koffiemolen en daar werden een soort pannenkoekjes van gemaakt. Maar ik wilde het liefst gewoon lekker stamppot eten. Er was ook geen brandstof meer, dus de boel was ook niet meer te verwarmen. Mijn vader had een ijzeren kacheltje gemaakt, daar gingen de houten kastdeuren in stukjes in. Het hout van zolder is het laatste oorlogsjaar ook helemaal afgebroken, of we gingen tramblokjes stelen voor in het vuur. Als er dan soldaten kwamen, werden we gewaarschuwd en konden we de benen nemen.
De gaarkeuken was een prachtige instelling, maar het was niet te vreten. Ik moest een keer watergruwel eten en dat vond ik zo vies. Mijn broertje is toen mijn moeder gaan halen, maar het was al te laat. Ik had alles onder gespuugd. Toen de oorlog afgelopen was, dropten vliegtuigen pakketten waar eten in zat. Ik at toen heerlijk wittebrood, dat was zo’n feest!

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892