‘De bombardementen maakten ongelofelijk veel lawaai’


Fenna, Fabio, Deborah vertellen het verhaal van Chick Weijzen
Mariastraat, Maastricht

Fenna, Fabio en Deborah rennen vooruit naar de speelzaal van basisschool de Kring in Maastricht. Voor de deuropening komen ze aarzelend tot stilstand. In de speelzaal krijgt Chick Weijzen op dat moment de instructies om achter een spatscherm te gaan zitten. De kinderen weten dat ze voorlopig voldoende afstand moeten bewaren. Een beetje spannend vinden ze het wel, maar meneer Weijzen stelt ze op hun gemak. ‘In de oorlog was veel gevaar, maar ook veel avontuur’, zegt hij tegen ze. Zijn helderblauwe ogen twinkelen als hij ze toespreekt en de kinderen mogen hem gewoon bij zijn voornaam noemen.

Hoe wist u dat de oorlog begon?
‘We wisten natuurlijk dat de oorlog eraan kwam, er werd veel over gepraat. Op een dag liepen onze straten vol met Duitse soldaten. Zij hadden allemaal een geweer in hun hand en tussen hen in liepen de Nederlandse soldaten, zij waren gevangengenomen door de Duitsers en werden afgevoerd. Wij stonden buiten en zagen het gebeuren. De Duitsers schoten vanuit Wyck over de Maas, terwijl niemand meer gewapend was. Er dwarrelde stof op ons neer van de kogels die zonder reden in de muren verdwenen. Dan weet je wel dat het oorlog is. De slager die voor zijn slagerij stond, werd zelfs door een kogel in zijn schouder geraakt. Later in de oorlog vielen er ook bommen. Je wist nooit wanneer ze zouden vallen. Het was vaak heel angstig.’

Heeft u in een schuilkelder gezeten?
‘Wij hadden onze eigen kelder, daar konden we schuilen en dat gebeurde vaak. Wanneer het luchtalarm afging, verschuilden we ons onder de grond. De bombardementen maakten ongelofelijk veel lawaai, je voelde alles trillen. Dat was ontzettend eng. Iedereen was aan het bidden, want je wist niet waar de bommen deze keer terecht zouden komen. Wanneer we het ‘veilig-alarm’ hoorden, konden we naar boven en gingen we kijken waar de bommen waren gevallen. Ik weet nog goed dat twee huizen in de straat helemaal waren verdwenen, nog geen 100 meter vanaf waar wij verscholen zaten. Soms had je niet eens de kans om te schuilen. Zo liep ik iedere dag vanuit de Mariastraat naar mijn school in de Brusselsestraat. Op weg naar school zagen mijn broer en ik een keer een vliegtuig over de Muntstraat aankomen. We keken omhoog en zagen dat het vliegtuig een bom losliet. Mijn broer en ik zijn toen op onze buik in een portiek gaan liggen. De bom viel. Nadat de stofwolken langzaam verdwenen, stonden we op en liepen door naar school. Dit maakte je mee in de oorlog.’

Kon u buitenspelen in de oorlog?
‘Wij speelden gewoon buiten, net zoals alle kinderen uit de buurt. Vaak deden we wedstrijdjes ‘rijpe’ (loophoepel). We renden dan heel hard vanuit de Mariastraat via de Muntstraat naar de Hoenderstaat. Het ging erom wie het snelste was. Maar als het luchtalarm ging, moest je nóg harder rennen. Dan moest je naar huis, de schuilkelder in. Voetballen was verboden maar we mochten wel zwemmen, dat deden we vroeger gewoon in de Maas. Toen de oorlog bijna voorbij was ging ik zwemmen met mijn broertje en oudste zus. We moesten naar huis, maar mijn zus was aan het treuzelen. Op het moment dat wij op haar aan het wachten waren, hebben ze geprobeerd de Spoorbrug te bombarderen. Dat was de brug waar wij langs moesten lopen wanneer we naar huis wilden. De wijken Kraaiendorp en Rooddorp lagen helemaal plat. De brug was nauwelijks geraakt. Er vielen meer dan honderd doden. Het scheelde maar heel weinig, anders hadden wij daar ook gelopen. Toen we uiteindelijk naar huis liepen, konden we alle schade zien die het bombardement had veroorzaakt. Het was echt een ravage.’

Hoe wist u dat de oorlog voorbij was?
‘Aan het einde van de oorlog namen de bombardementen toe. De Amerikaanse geallieerden probeerden de bruggen te bombarderen om de terugtrekking van de Duitsers te bemoeilijken. Zo werden ook de Maasbruggen geraakt, wij woonden in de Mariastraat precies tussen de twee Maasbruggen in. De stenen kwamen door het dak. Toen zijn we geëvacueerd. Op 13 september 1944 werd Wyck bevrijd. Dat was heel bijzonder. We hoorden muziek, feestelijke geluiden en zagen aan de overkant de vlaggen wapperen, maar aan onze kant lagen de Duitse soldaten nog met geweren naast de Maasoever. In de nacht van 13 op 14 september zijn de Amerikanen in volkomen stilte met twee bootjes naar de overkant gevaren. Daar hebben ze het Duitse peloton gevangengenomen, zonder geweren én zonder schoten. De Amerikanen hebben toen een noodbrug gelegd. Dat was een drijvende brug, zodat ze tussen beide kanten van de Maas op en neer konden. De jeeps met Amerikaanse geallieerden reden de binnenstad in, Maastricht was nu ook bevrijd. De dagen na de bevrijding stonden de Amerikaanse soldaten boven op de Servaasbrug. Ze schoten op alles dat ze zagen drijven, zodat eventuele explosieve objecten de brug niet konden beschadigen. Samen met een heleboel andere kinderen stonden we hierna te kijken. Ontzettend spannend vonden we dat.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892