‘Dat brandende vliegtuig kwam recht op me af’
Asad en Bryan vertellen het verhaal van Albert Roxs
Woenselsestraat, Eindhoven
Asad en Bryan interviewen Albert Roxs in zijn autogarage. Naast het kantoortje staat een jeep die nog is gebruikt bij Operation Market Garden. Albert gebruikt de auto nog vaak bij herdenkingen. Ook heeft hij een grote fotoverzameling van de bevrijding in Eindhoven. Zeven jaar was hij toen de oorlog begon. Hij woonde toen in de Woenselsestraat en zijn vader had een benzinepomp.
Herinnert u zich nog het vliegtuig dat is neergestort in uw straat?
‘Ja, dat herinner ik me nog heel goed. De Woenselsestraat was een heel erg lange straat met rondom weilanden. Ik vind het nog steeds frappant dat dat vliegtuig precies op straat neerstortte en niet in die weilanden. Als het dertig meter eerder was neergestort, was er niets aan de hand geweest. Ik heb dat brandende vliegtuig zien aankomen. Zo recht op me af. Ik liep niet weg, maar bleef gewoon kijken. Als hij bij mij in de slaapkamer terecht was gekomen, was ik er niet meer geweest. Maar het stortte een paar huizen verder neer, dwars door de slaapkamers van kinderen die in bed lagen. Ze waren allemaal dood. Je snapt er niets van als je dat ziet gebeuren; hoe zo’n vliegtuig door muren heen gaat. Hoe je geen eens tijd hebt om bang te zijn. Ik denk dat de piloot al dood was in de lucht. In Nuenen zijn er nog twee soldaten uit het brandende vliegtuig gesprongen. Die hebben het overleefd. En eentje is er achter de molen van Vlokhoven uitgesprongen. Hij overleefde het niet.’
Had u een schuilkelder thuis?
‘Jazeker en die heb ik zelf gegraven. Mijn vader gaf me een schep en zei: “ga maar graven!” Hij kwam steeds even kijken hoe het ging. “Een beetje dieper, hè,” zei hij dan. En ik weer verder graven. Het moest anderhalf tot twee meter de grond in. En dan ben je aan het graven en komt er ineens grondwater naar boven. Het was één grote modderpoel. Zo’n schuilkelder was dus gewoon een groot gat in de grond. Ik heb er planken ingelegd en bovenop wat houten balken en platen en heb een opstap gemaakt, zodat je er makkelijk uit kon komen. De muren waren van zand. Bij elkaar vier meter lang en zo’n twee meter breed, denk ik. Als het luchtalarm ging, moesten we die kelder in. Ook ‘s nachts gebeurde dat vaak, als ze gingen bombarderen op het vliegveld. Dan ging je snel je bed uit, jasje aan – dat lag altijd klaar – en dan in die kelder wachten tot er weer een luchtalarm kwam als teken dat het gevaar voorbij was. Want er vielen niet alleen bommen op het vliegveld, maar ook gewoon op straat.’
Kent u iemand die door de Duitsers is meegenomen?
‘De Duitsers hadden al hun mannen als soldaat in de oorlog te werk gesteld, waardoor ze arbeiders tekort kwamen. Nederlandse mannen moesten daarom in Duitsland gaan werken. Mijn vader had zeven broers. Een van hen was elektrisch lasser en werd opgeroepen om in Bremen onderzeeërs te lassen. Hij saboteerde de zaak tijdens het lassen, maar had er geen erg in dat de Duitsers met een soort röntgenapparaat konden kijken hoe goed het gelast was. Toen is hij opgepakt en in elkaar geslagen. Nadat ie weer aan het werk ging, heeft hij met een boormachine door zijn hand geboord. Expres, om daar weg te kunnen. Hij is in het ziekenhuis terechtgekomen en naar huis gebracht. Met een verminkte hand. Ook een andere broer van mijn vader moest werken, in Berlijn. Hij kwam met de Kerst thuis en heeft toen, om niet terug te hoeven, gloeiend heet water over zijn been gegooid. Daardoor kon hij niet meer werken. Om het genezingsproces langzamer te laten gaan, heeft hij steeds suikerwater over zijn been gegooid. Zo kon hij langer thuis blijven.’
Wat weet u nog van de bevrijding?
‘Je zag honderden vliegtuigen met gliders en honderden parachutisten die gedropt werden tussen Son en Nijnsel. Ook vlak bij ons huis. Wij zaten verscholen in de kelder toen de Amerikanen door de straten wandelend binnenkwamen. Mijn ouders zagen door het rooster op straat dat de militairen andere uniformen aan hadden dan de Duitsers. Moeder trok uit enthousiasme direct het raam open. Dat was best gevaarlijk. De soldaat die voorop liep, bleek een Nederlander te zijn. “Goedemorgen!” zei hij. Voorop liep namelijk altijd een Nederlandse militair. Die kon inlichtingen vragen aan de mensen. Die inlichtingen werden dan doorgegeven aan het leger dat er achteraan kwam. ’s Avonds werden twee grote kanonnen vanaf de school in Vlokhoven, die bezet was door Duitsers, door heel veel Duitse militairen in de Woenselsestraat richting centrum geduwd. Tot de hoek van de Frankrijkstraat en de Kloosterdreef, bij café Koens. Daar hebben ze nog heel lang gestaan. De Duitsers schoten ermee in de richting van de Woenselsestraat, waar de Amerikaanse bevrijders doorheen gingen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.