‘Bij het bombardement is hij naar beneden gesprongen’


Fenna, Anila, Lequisha vertellen het verhaal van Jan Bosman
Amsterdam-Noord

Het kost Fenna, Anila, Lequisha van basisschool De Kinderboom in Amsterdam-Noord wat moeite om Jan Bosman online te interviewen. Omdat hij lange tijd een pleister over zijn camera had geplakt, is hij nu heel wazig te zien. Gelukkig komt zijn zoon Wil met zijn laptop langs en verschijnt hij heel groot en duidelijk op het digibord in de klas. ‘Jammer dat het door Corona zo moet’, zegt meneer Bosman, hij had veel liever een knuffel gegeven.

Wat merkte u van de oorlog en wat speelde u graag in die tijd?
‘De eerste jaren merkte je als jongetje eigenlijk heel weinig van de oorlog. We konden gewoon nog buitenspelen, hoepelen, voetballen en pinkelen. Kennen jullie pinkelen? Dat is een stokje met een puntje waar je met een andere stok op moet slaan en wie het eerst bij de punt is, heeft gewonnen. Een simpel spelletje maar wel leuk. In de winter gingen we altijd schaatsen, heel veel schaatsen. Dan had je er geen erg in dat het oorlog was. Wat we ook deden was bok-bok-berry: dan ging er een krom tegen de muur staan en de ander moest met zijn hoofd in zijn handen ervoor staan. En dan kwamen er drie of vier daar weer achter. Dan moest er één met een sprong proberen zover mogelijk overheen te springen. Tot de hele groep uit elkaar viel. We merkten pas een paar jaar later wat van de oorlog. Toen werden de Duitse bezetters steeds strenger en heel vervelend, toen mocht er een heleboel niet meer. Wij als kleine jongens mochten nog wel veel, maar de wat oudere jongens werden opgepakt om in Duitsland te gaan werken. Voor Joodse mensen werd het ook heel vervelend in Nederland.’

Heeft u een razzia meegemaakt?
‘Ja, dat heb ik zeker. Bij de Meeuwenlaan in Noord stond een fabriek, Hollandia Kattenburg, waar ze regenjassen maakten. Daar werkten veel Joodse mensen. In 1942 was er een grote razzia. Alle Joodse medewerkers werden opgepakt. Ik heb daar als jongen naar staan kijken. Dat was een hele trieste gebeurtenis.’

Heeft u ook het bombardement van 17 juli 1943 in Noord meegemaakt?
‘De Ritakerk bestond die dag 25 jaar. Ik zat op een katholieke school en alle jongens en meisjes van mijn school moesten naar die kerkdienst. Wij zaten daar en we moesten zingen en blij zijn. Maar tegen het einde van de mis vielen er bommen. Twee kwamen op de Ritakerk terecht. En dat was een heel eng gebeuren. Ik had een vriendje dat bij het zangkoor zong, ze stonden wat hoger. Toen het bombardement kwam, is hij naar beneden gesprongen. Hij heeft zijn knieschijf verbrijzeld en loopt nu nog altijd met een stijf been. Het is trouwens nog steeds een vriend van me.’

Had u genoeg eten in de oorlog?
‘Nee, ik had honger. Hebben jullie wel eens honger? Toen was er haast niks. Als er wortelen waren at ik die, of suikerbieten en daar was je al blij mee. Dan had je toch wat in je maag. Tulpenbollen heb ik ook gegeten, dat kun je je nu niet voorstellen, maar mijn moeder was een kunstenares om toch lekkere dingen te maken. Ik liep op klompen en droeg oude kleren. Nieuwe kleren kreeg ik niet, ik droeg de afdankertjes van mijn broer. Mijn vader werkte in de Houthaven en nam wel eens wat hout mee dat ze daar niet konden gebruiken. Ik was nogal handig dus ik mocht dat dan klein zagen en hakken. We hebben het daarom niet echt koud gehad. Honger was het ergste.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892