School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘alles was vreemd, want ik kwam uit een tropenland, Curaçao’

Salma, Ishpreet, Birgül en Kadir  van de Open Scholengemeenschap Bijlmer hebben Noraly Beyer geïnterviewd. Ze is geboren in 1946 in Willemstad, Curaçao. Mevrouw Beyer was het enige meisje in een gezin van zes kinderen en heeft Surinaamse ouders. Op haar elfde verhuisde ze naar Nederland, deed later de PABO. Met haar toenmalige man vertrokken ze in 1970 naar Suriname. Daar begon haar journalistieke loopbaan bij de Surinaamse staatstelevisie. Na de Decembermoorden in 1982 kwam ze terug naar Nederland en ging werken bij de Wereldomroep. Ook presenteerde ze van 1985 tot 2009 het NOS Journaal.

Hoe ervaarde u het om naar school te gaan in Nederland?
Mijn ouders komen uit Suriname, maar ze zijn ooit naar Curaçao gegaan. Daar zijn ze getrouwd en daar hebben ze zes kinderen gekregen. Toen ik elf jaar was is mijn vader overleden. Mijn moeder moest in haar eentje de opvoeding van zes kinderen doen en dat was nogal veel voor haar. Ze moest ook blijven werken, wat heel uitzonderlijk was in die tijd voor een vrouw. Men vond dat een getrouwde vrouw thuis moest blijven en de kinderen moest opvoeden. Maar mijn moeder was heel vooruitstrevend en ze bleef gewoon werken.  Toen heeft ze dus drie kinderen naar Nederland gestuurd, naar een kostschool. Zo ben ik hier terechtgekomen in Roermond in het zuiden van Nederland. Het was een middelbare school en alles was vreemd, want ik kwam uit een tropenland, Curaçao.’

Heeft u zich gediscrimineerd gevoeld?
Er waren destijds vrij weinig donkergekleurde mensen in mijn omgeving, maar als kind had ik daar niet echt last van. Ik werd wel nageroepen, omdat mijn uiterlijk ‘nieuw’ was, iets wat mensen niet kenden. Dat is eigenlijk heel menselijk; als jij iemand ziet met één oog of zo kijk je ook even, zo van: zie ik het goed? Dan ben je niet direct een racist en je bent niet aan het discrimineren. Ik vond dat de mensen heel nieuwsgierig waren, maar ik was ook heel nieuwsgierig naar hen, want ik kende die mensen eigenlijk niet, dus voor mij was het ook heel nieuw.’

Heeft u kritiek gehad binnen de journalistiek als eerste donkere vrouw?
‘Er was ook al een zwarte vrouw voor mij. Ze heet Eugènie Herlaar en kwam uit Curaçao en zij was eigenlijk de eerste vrouw en verslaggeefster die het nieuws heeft gelezen. Ik praat nu over de jaren ‘50/’60, toen is ook de televisie gesticht in Nederland. Niemand was ermee bezig dat ze donker van kleur was, maar wel dat ze een vrouw was. Dat was nieuw en ongehoord. Men vond dat het een mannenbaan was en niks voor vrouwen. Een vrouw die zelfstandig de straat op ging om mensen te interviewen, dat vond men heel revolutionair. Toen ik mijn werk begon, waren mensen vergeten dat Eugènie ook bruin was, maar ze hadden wel onthouden dat zij de eerste vrouw was die het nieuws las. Er was best veel commentaar, omdat ik zwart was. Veel mensen met vooroordelen vonden dat ik niet goed Nederlands zou kunnen spreken.’

 

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Mijn vriendinnen wilden van alles van me weten’

Nenita La Rose spreekt met Nadine, Gigi, Clairese, Thero van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost over haar leven. Ze groeide op in Suriname maar verhuisde later naar Nederland. ‘Suriname was de leukste tijd van mijn leven’, zegt ze.

Hoe was uw jeugd?
‘Ik ben geboren in 1956 in Paramaribo. Ik woonde met mijn broertje, zusje en veel neefjes en nichtjes in één huis. Toen ik ongeveer 13 jaar oud was ging ik voor een half jaar naar de middelbare school in Nederland. Daarna kwam ik weer terug naar Suriname en maakte er de middelbare school af. In Nederland zat ik als enige zwarte meisje op een katholieke meisjesschool in de Amsterdamse Pijp. Ik werd nooit anders behandeld, maar iedereen vroeg wel vaak waar ik vandaan kwam en wat ik at, etc. Ik werd ook nooit gepest en had best veel vriendinnen die van alles van me wilden weten en met wie ik ook mee naar huis mocht. Ik heb nog steeds contact met ze.

In Suriname moesten we ons weer een beetje aanpassen want de mensen vonden dat we Hollanders waren geworden. Ze noemden ons zelfs ‘de zwarte Hollanders’. Maar uiteindelijk was de schooltijd in Suriname de leukste tijd van mijn hele leven. We leerden eindelijk weer de Surinaamse cultuur en gemeenschap kennen.’

Heeft u wel eens iets gemerkt van racisme?
‘Toen ik in 1974 was geslaagd ging ik met de hele klas naar Nederland om te studeren. Het was kort voor de onafhankelijkheid en ik merkte dat er veel discriminatie was. Ik kan mij nog herinneren dat ik op een ochtend naar school liep en een schoenenmaker aan mijn broertje vroeg: hé, heb jij je wel gewassen? Mijn broertje werd boos en zei: natuurlijk wel. Op ballet werd ik het koffieboontje genoemd. Ik vroeg me af of het onwetendheid of discriminatie was.’

Wat herinnert u zich nog meer van vroeger?
‘Uit onderzoek bleek dat mijn vader afstamde van tot slaaf gemaakten. Ik woonde bij mijn oma, met heel veel neefjes en nichtjes en samen met mijn broertje en zusje. Zelf kom ik uit een diverse familie want mijn neefjes en nichtjes waren wat lichter, met een Hindoestaanse afkomst. Het was heel normaal voor mij om me aan te passen.

Mijn moeder was een tienermoeder. Er was veel ruzie thuis en uiteindelijk gingen mijn ouders uit elkaar. Ik heb ervan geleerd hoe je niet in een huwelijk moet zijn. Na de scheiding had ik nog veel contact met mijn ouders. Mijn moeder is nu al twee jaar overleden. Ik heb inmiddels prachtige kinderen en kleinkinderen.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Jongeren gooiden met stenen naar de politie’

Ziquel, Tijs, Bo en Nadia spreken met Marcel La Rose (1951) die in Paramaribo is geboren en getogen. Zijn vader werkte als boekhouder bij houtmaatschappij Bruynzeel in Suriname, vertelt hij aan de leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost. Ze woonden aanvankelijk in een klein huisje aan de rand van de stad, maar verhuisden later naar een groter huis waar ook zijn opa en oma gingen wonen.

Hoe was het om in dat kleine huis te wonen?
‘In de buurt waar ik ben geboren was een brug over een rivier. Op deze plek kwamen de mensen terecht die vanuit het binnenland naar de stad trokken. In die tijd moest de politie erop toezien dat deze mensen geen lendendoeken of omslagdoeken om hadden. Ze moesten bijvoorbeeld een normale jurk, broek of hemd dragen. Dat was verplicht.’

Hoe was uw schooltijd en wat heeft u daarna gedaan?
‘Ik vond de basisschool helemaal niet leuk. Pas toen ik naar de middelbare school ging, begon ik het echt leuk te vinden. Ik werd lid van een studentenvereniging, en werd er later de voorzitter. Heel veel studenten gingen naar Nederland om verder te studeren. De studentenvereniging wilde dat eigenlijk voorkomen, omdat we vonden dat de kennis van je eigen land niet verloren moest gaan.

Uiteindelijk ben ik na twee jaar ook naar Nederland gekomen om te studeren. De vakken dat ik echt heel leuk vind zijn geografie en aardrijkskunde. Ik vond dat zo interessant. Als er vroeger Google Maps was geweest, zou ik daar verslaafd aan zijn geweest. Ik wilde alles weten. Mijn latere werk had ook te maken met geografie en aardrijkskunde.

Wat waren er voor onrustige periodes in Suriname?
‘In de Tweede Wereldoorlog wilde Duitsland landen in bezit nemen. Maar andere landen deden dat eigenlijk ook, bijvoorbeeld Nederland bezat Suriname. Na de oorlog wilden veel landen, zoals Nederland, hun koloniën weer innemen, maar de bevolking vond dat helemaal niet goed. Zij wilden ook onafhankelijk en vrij zijn. Zo was dat ook in Suriname. Er kwamen veel protesten en jongeren gooiden met stenen naar de politie, het was onrustig op straat.

Suriname heeft twee onrustige periodes gekend. Ik heb één onrustige periode meegemaakt toen ik jong was. De tweede onrustige periode waarin Suriname onafhankelijk wilde worden, was wel heftiger, maar toen woonde ik al in Nederland. Ik was voor de onafhankelijkheid van Suriname, de Surinaamse regering kon het prima alleen regelen. De Nederlandse regering was het hier niet mee eens.

Voor mijn zus die altijd in Suriname bleef wonen, was deze tijd ook absoluut niet fijn. Je moest bijvoorbeeld in huis blijven en er kwam ook een burgeroorlog, maar toch wilde ze niet weg uit Suriname. Na deze chaotische tijd is er veel onderhandeld met de Nederlandse regering en in 1975 heeft Nederland besloten dat Suriname een onafhankelijk land moest worden.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Ik heb een geweldige jeugd gehad in Suriname’

Het online-gesprek met Irene Gefferie verliep niet helemaal vlekkeloos: Demi, Rachel, Danilo en Thomas van Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost moesten er eerst voor zorgen dat de internet verbinding goed werkte. Maar toen dat gelukt was en ze eenmaal aan de praat raakten, merkten ze hoe aardig mevrouw Gefferie is. Ze is geboren in Paramaribo, in Suriname, en op latere leeftijd naar Nederland verhuisd.

Hoe was haar jeugd, vragen we.
Mevrouw Gefferie vertelt dat ze een geweldige jeugd heeft gehad in Suriname. Ze werd opgevoed door haar moeder en oma. Ze werd lekker verwend, maar ze was ook een liefdevol kind. Ook was ze een beetje een ondeugend meisje; ze was altijd de eerste die uit de klas werd gestuurd. Ondanks dat bleef ze haar best doen en haalde ze goede cijfers. Maar het belangrijkste is dat ze met heel veel geluk en vreugde kan terug kijken op die tijd.

We vragen haar wat ze vindt en weet van de slavernij.
Ze antwoordt dat ze heeft gereisd naar een eiland waar ze hele ellendige dingen zag: een overwoekerd gebied waar vroeger slavernij plaatsvond. De gedachte ging rond in haar hoofd dat haar voorouders daar misschien moeten hebben geleefd. Die gedachten doen veel pijn. We werden een beetje stil tijdens dit verhaal. Ze zei dat in haar gezin wel werd verteld over de slavernij omdat we onze geschiedenis moeten weten.

Vanwege de liefde is zij op 1 juli 1971 naar Nederland verhuisd. Op die dag wordt ook het traditionele Surinaamse feest Keti Koti gevierd. Keti Koti is een jaarlijkse feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij en dat raakt haar. Omdat het ook haar koloniaal verleden is. Ze vertelt dat er festivals zijn, maar ook bezinningsdagen en dat mensen bij elkaar komen om erover te praten.

Spreekt ze nog veel Surinaams?
Mevrouw Gefferie vertelt dat ze vaak Surinaams spreekt in Nederland en ze heeft ook veel Surinaamse vrienden, familie en kennissen. Alleen wordt de taal tussen de verschillende bevolkingsgroepen niet altijd goed begrepen en wordt het soms anders bedoeld dan ze denken. Ze vertelt ook dat je niet altijd alles kan zeggen, dat sommige dingen dubbele betekenissen hebben. Ze vindt het apart dat je niet altijd overal in je eigen taal mag spreken. Ze zegt dat iets voor haar soms vanuit het Surinaams beter te weergeven is. En dat als je iets in je eigen taal bespreekt, het krachtiger overkomt.

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Ik heb op Curaçao racisme leren kennen’

Kaatje, Jemayli, Mariana en Lakeisha hebben Romeo Hoost (1946) geïnterviewd. Hij kwam langs op hun school, de OSB in Amsterdam-Zuidoost. Ze stelden meneer Hoost allerlei vragen over zijn leven en hij liet ze boeken zien over zijn cultuur. Ze waren heel fascinerend, vonden de leerlingen.

Waar bent u geboren?
‘Stom toevallig in Suriname, en ook geboren uit Surinaamse ouders. Het was de tijd dat veel Surinamers naar de eilanden gingen vanwege de olie-industrie; mijn vader werkte op Curaçao. Surinamers hadden om de vier jaar twee maanden vakantie in Suriname. Shell betaalde dat dan voor het hele gezin. Mijn moeder mocht eigenlijk niet meer reizen; ze had KLM voorgelogen dat ze 7 maanden zwanger was terwijl ze al 9 maanden zwanger was. Om 8 uur ‘s avonds kwamen ze aan en ik werd 12 uur ‘s nachts geboren.

Hoe was uw leven op Curaçao?
‘Ik woonde er met mijn ouders en vier zussen. We zaten er ook op school. In 1982 ben ik gaan studeren in Nederland en sindsdien woon ik ook in Nederland. Op Curaçao zorgde mijn moeder zorgde voor ons, mijn vader was aan het werk bij Shell. Ik had het goed omdat mijn vader goed verdiende.

Ik heb op Curaçao racisme leren kennen. De Nederlanders die naar Curaçao waren uitgezonden om bij de oliemaatschappij te werken, woonden in drie aparte dorpen, helemaal omgeven door omrasteringen. Als je op bezoek kwam, moest je je van tevoren aanmelden. Ze hadden ook een portierpost.

In 1975 ging ik naar Suriname voor vakantie en ik zei: als ik binnen 3 weken een baan krijg blijf ik in Suriname. Mensen verklaarden me voor gek want op Curaçao verdiende je meer dan in Suriname. Binnen een week kreeg ik een baan en verhuisde ik naar Suriname. In 1982 ben ik naar Nederland verhuisd.’

Wat is het verschil tussen Suriname en Nederland?
Ik was eens in Nederland op bezoek bij een kennis met kleine kinderen die gingen spelen bij de buren. Binnen vijf minuten waren ze alweer terug. De ouders vroegen waarom ze zo snel terug waarop de kinderen antwoordden: ‘Ze gingen eten en wij moesten op het balkon wachten’. Ik schrok daarvan want in Suriname kun je gewoon aanschuiven zonder aan te melden. In Nederland is wel alles goed geregeld. Toen ik bij een bushalte stond te wachten en tegen een Nederlander naast me klaagde omdat de bus was vertraagd, vroeg hij waar ik vandaan kwam. Ik zei ´Suriname´ en hij vroeg komen de bussen daar wel op tijd reden, maar dat is niet zo in Suriname.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘De vliegreis naar Nederland duurde drie dagen’

Retik, Hayat, Tamara en Assya spreken met Carl Hagenaar (1939) over zijn leven op Bali en zijn vertrek naar Nederland. Na afloop schrijven de leerlingen van de Open Scholengemeenschap Bijlmer, in Amsterdam Zuidoost, in hun interviewverslag dat ze onder de indruk zijn van zijn verhaal. Bijvoorbeeld toen hij beschreef hoeveel pijn het kan doen om zonder ouders op te groeien.

Hoe was zijn jeugd?
Op Bali woonde het gezin met meerdere families in een huis. Zijn vader zat in het leger en was ‘s avonds weg want dan waren de Indonesische militairen actief. Overdag sliep zijn vader dus hij zag hem nauwelijks. Zijn oom, die ook in het leger zat, nam meneer Hagenaar wel eens mee op een vrije dag. Dan gingen ze in de jeep van zijn oom toeren. En in de avond gingen ze samen eten, vaak in een Chinees of Indisch restaurant.

Na de oorlog kreeg zijn vader op Lombok, een eiland in Indonesië, een baan en verhuisde het gezin. Door gebeurtenissen in de oorlog was zijn vader getraumatiseerd waardoor hun relatie niet goed was. Meneer Hagenaar kreeg onverwacht harde klappen en ook werd hij soms zwaar gestraft. Hij werd bijvoorbeeld wel eens twee weken opgesloten in zijn kamer. Zijn moeder had het erg druk in deze periode met zwangerschappen. Een tante besloot toen dat hij bij haar in Nederland kon wonen.

Hoe was het om naar Nederland te gaan?
De reis duurde drie dagen, vertelt meneer Hagenaar. Hij moest eerst 14 jaar worden voordat hij mocht vliegen. Zijn tante was beheerder van de luchtvaartmaatschappij van Indonesië en daardoor kon hij naar Nederland komen. Aan boord waren alleen maar Nederlandse bemanningsleden. Je moest in die tijd overal stoppen want je kon ’s nachts niet vliegen. Toen hij in Nederland aankwam was het april, het was mistig en koud. Hij zou worden opgehaald door zijn tantes dochter maar zij had zich vergist. Meneer Hagenaar kwam terecht in een pension. Een maatschappelijk werkster kocht winterkleding voor hem want hij arriveerde met dunne kleding.

Hoe was het om in Nederland naar school te gaan?
In Indonesië had je hele kleine scholen, zegt hij. Daar had hij nooit met meer dan 15 hooguit 20 leerlingen in de klas gezeten. Op zijn school in Arnhem was het heel anders: hij was de enige getinte van de maar liefst 800 leerlingen. Hij vindt dat hij daar een hele goede opleiding heeft gekregen. In zijn laatste twee schooljaren heeft hij er erg zijn best gedaan. In Indonesië had hij nooit zijn best gedaan op school; hij had er alleen maar zitten lummelen.

 

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘In het kamp kregen we pas laat weer te eten’

Annemarie ten Brink is geboren in Nederlands-Indië in 1931. Aan Aditya, Afua, Arfien en Amy vertelt ze hoe hun gezin uiteenviel toen ze in verschillende jappenkampen terechtkwamen en welke dramatische gebeurtenissen daarop volgden. De leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost zijn onder de indruk van haar verhalen.

Hoe was het in het jappenkamp?
‘Mijn vader werd in een ander kamp gezet dan de rest van ons gezin. Hij kwam in een mannenkamp terecht. In ons kamp kregen we elke dag om 6 uur ‘s ochtends pap en daarna moesten we wachten tot we om 10 uur ’s avonds pas weer eten kregen. We kregen amper vezels en voedsel binnen. Na een tijdje werd mijn zusje ziek, ze kreeg malaria. Mijn vader was inmiddels overleden. Mijn moeder kon het amper geloven: haar dierbare engelen… een overleden en een heel erg ziek. Mijn zusje werd gelukkig wel beter, dat was een opluchting voor ons allemaal.’

Wat deed u toen u in Nederland aangekomen was?
‘Op mijn 15e kwam ik naar Nederland. Ik deed een cursus met een goeie onderwijzer. Die leerde ons de belangrijkste dingen van de lagere school. Ik ben later getrouwd, maar na 14 jaar huwelijk zijn we gescheiden. Daarna ben ik nooit meer getrouwd.’

Wilt u ooit terug naar Indonesië?
‘Toen mijn kinderen naar Indonesië gingen, had ik heimwee en wilde ik ook naar Indonesië gaan. Dertig jaar na de oorlog ben ik weer teruggegaan. Ik vond het heel bijzonder want ik stapte uit het vliegtuig en het voelde alsof ik thuiskwam.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Mijn vader voedde me op met het idee dat Nederlanders beter waren’

Genealle, Shenaylee, Runsienetly en Ian spreken met Waldy Neijhorst over zijn jeugd in Suriname en vertrek naar Nederland. Hij moest wel even wennen aan zijn nieuwe woonplek, vertelt hij aan de leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost. Maar nu vindt meneer Neijhorst het fijn om hier te wonen, ook omdat hij zich in Nederland heeft kunnen ontwikkelen.

Waar bent u geboren?
‘Ik ben geboren op Curaçao, maar kom van Surinaamse ouders. Toen ik 13 was, verhuisden we naar Suriname, en later – toen ik wilde studeren – ging ik naar Nederland. Ik vond het niet leuk om te verhuizen omdat ik mijn vertrouwde plekje in Suriname moest achterlaten. In Nederland kende ik maar weinig mensen en moest ik op een kamer leven terwijl we in Suriname een groot erf hadden. Het heeft een jaar geduurd voordat ik me echt thuis voelde, ook omdat ik mijn vader en moeder had moeten achterlaten in Suriname. Maar mijn studie en het studeren vond ik heel leuk.’

Hoe zag uw jeugd eruit?
‘Mijn moeder werkte niet, of althans… ze werkte in huis: kleren wassen, koken, ze was streng voor me. Ik had ook een hele strenge vader, ik moest doen wat hij wilde. Gelukkig zat ik op basketballen, dat kon ik best goed, en daar kon ik mijn ei kwijt. Op het basketbalveld hoefde ik niet zo te denken aan mijn vader. Hij heeft me opgevoed met het idee dat Nederlanders veel beter waren omdat ze intelligenter zouden zijn en alles wisten. Dus ik kwam naar Nederland met het idee dat Nederlanders veel beter en slimmer waren dan de mensen in de kolonie. Totdat ik naast een jongen in de klas zat en merkte dat die jongen niet kon rekenen. Hij vroeg alles aan mij. Ik werd helemaal gek in mijn hoofd… mijn vader had me toch geleerd dat Nederlanders alles beter konden?’

Wat voelde u toen u voor het eerst de sneeuw in Nederland zag?
‘Ik dacht, wow, ik zit in een grote koelkast… want de sneeuw die ik had gezien lag in mijn moeders koelkast. Het was een hele rare gewaarwording om witte vlokken uit de hemel te zien vallen. Ik woon nu al heel lang in Nederland en het valt me wel op dat ik minder goed tegen de kou kan.’

Wat vindt u van Nederland nu?
‘Ik hou van Nederland. Nederland heeft ervoor gezorgd dat ik me beter kon ontwikkelen. Ik woon ook al heel lang in Nederland, al 40 jaar. Ik woon langer hier dan dat ik in Suriname heb gewoond.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Het was leuk om als enige jongen tussen meisjes op te groeien’

Bregje, Zenna, Kymani, Elijah en Rachid interviewen Romeo Hoost, geboren in Suriname, opgegroeid op Curaçao en op z’n 35ste verhuisd naar Nederland. Meneer Hoost is ‘heel open en geïnteresseerd’ vinden de leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost.

Hoe zag uw familie eruit?
‘Ik kom uit een familie van vijf. Daarvan ben ik de enige jongen: ik heb vier zussen. Twee van mijn zussen wonen hier en 2 wonen nog op Curaçao. In Suriname heb ik alleen maar nichten, neven, ooms en tantes. Mijn ouders leven niet meer, ze zijn allebei hier overleden en ze zijn begraven op Curaçao. In Suriname heb ik heel veel nichten, neven, ooms en tantes, maar op Curaçao niet. Het was best leuk om als enige jongen bij allemaal meisjes op te groeien omdat je dan door je ouders en zussen erg wordt verwend.’

Waar komt uw achternaam vandaan?
‘Hoost komt in Nederland en in Amerika best vaak voor. Maar oorspronkelijk komt mijn achternaam uit Azië. De naam betekent ook wel ‘gast’.’

School: Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB)

‘Jongeren zijn nu veel zelfverzekerder’

Amalia, Taja, Rajdeep, Emillda en Onur interviewen de 67-jarige Nellie Bakboord over haar leven in Suriname en Nederland. Mevrouw Bakboord woont al 57 jaar in Nederland. In Suriname woonde ze met haar broertjes, zusjes, vader en moeder in één huis, vertelt ze aan de leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer in Amsterdam-Zuidoost. Maar toen ze naar Nederland verhuisden, gingen ze met z’n allen bij een Nederlandse vrouw wonen. Dat was soms wel lastig.

Waarom bent u onderzoek gaan doen naar uw familie?
‘Uit interesse maar ook omdat ik het belangrijk vind om te weten waar je eigenlijk vandaan komt. Wie waren je voorouders? Wat voor invloed hadden mijn voorouders op de persoon die ik nu ben? Ik vind het heel interessant om heel ver door te zoeken. Overigens deed ik het niet alleen, ik had hulp van anderen.’

Zou u dingen willen veranderen uit uw verleden?
‘Ik zou niets willen veranderen: ik had het leuk in Suriname met mijn familie. Toen ik in Nederland aankwam, vond ik het wel beetje raar vanwege de weersomstandigheden, maar daar wende ik ook wel aan. Maar ik zou wel wat sterker hebben willen zijn. Als ik jongeren van nu vergelijk met hoe ik vroeger was is er veel verschil: zij zijn veel zelfverzekerder.’

Werd u anders behandeld door uw huidskleur?
‘Er is iets gebeurd toen ik op de sociale academie zat, en dat zal ik nooit vergeten. Met een aantal studenten gingen we naar Engeland voor een studiereis. Er waren ook Hindoestaanse studenten mee. Wij werden als enigen uit de rij gehaald, wij ‘zwartjes’ werden apartgehouden en ondervraagd. Ik was eigenlijk ook boos op de docent omdat ik vond dat hij had moeten ingrijpen. Het is heel jammer dat hij dat niet heeft gedaan.’

Hoe vonden jullie het om in een huis van een Nederlandse vrouw te wonen?
‘Het was vreselijk wennen. Als ik zo terugkijk was het best een aardige mevrouw. Je neemt een vader en moeder en acht kinderen – onze neef was ook meegekomen – in huis. Eigenlijk leek het meer op een invasie… Maar ze heeft ons altijd gastvrij ontvangen. Wij kinderen hadden er wel moeite mee dat we niet meer mochten rennen: je moest stil zijn en een beetje rustig doen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892