School: obs Strijp Dorp

‘Mijn opa en oma dachten dat ze in Duitsland zouden werken’

Ger de Wind is 88 jaar, maar lijkt helemaal niet oud. Videobellen, wat moet in coronatijd, is nieuw voor hem. Zijn nichtje Nienke helpt hem daarbij. Na wat heen en weer gerommel hebben Ruby en Noud van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven verbinding met hem op zijn boerderij in Knegsel. Tijdens de oorlog woonde Ger de Wind aan de Boschdijk. Zijn vader was Joods en zijn moeder katholiek. Dat is waarschijnlijk de reden dat hij de oorlog heeft overleefd. Een groot deel van zijn familie is in Auschwitz vermoord.

Hoe begon bij u de oorlog?
‘Ik zag de Duitsers op motoren met zijspan over de Boschdijk binnenkomen. De mensen stonden bedroefd en doodstil langs de kant van de weg. Ook zagen we Nederlandse en Duitse vliegtuigen met elkaar vechten in de lucht. Berichten kregen we alleen via de radio en kranten, maar die kon je niet vertrouwen, omdat ze al snel in handen van Duitsers of Duitsgezinde Nederlanders – de NSB’ers – waren. Alleen Radio Oranje uit Londen vertelde eerlijke verhalen. In 1942 moest iedereen zijn radio inleveren. De Duitsers wilden absoluut niet dat duidelijk werd hoe slecht het met ze ging. Mijn vader had een elektriciteitszaak en leverde een andere, oude radio in. Dat was gevaarlijk, want als ze je radio ontdekten, had je kans dat ze je doodschoten. Daarom had mijn vader een verborgen plek ervoor in de kledingkast. Zo konden we toch alle radioberichten volgen. Mijn vader zat met een landkaart op schoot en tekende dan hoe dichtbij de Russen waren en toen de Amerikanen in Frankrijk geland waren hoe de Engelsen, de Amerikanen, de Canadezen en de Polen naar Nederland kwamen.’

Bent u familie kwijtgeraakt in de oorlog?
‘Om met mijn moeder te mogen trouwen is mijn Joodse vader katholiek geworden. Iedereen met een Joodse moeder werd afgevoerd naar Auschwitz. Maar wie met een katholiek was getrouwd, werd gespaard. Mijn opa en oma en ooms en tantes zijn wel allemaal in Auschwitz vermoord. Van mijn opa en oma heb ik een paar dagen voordat ze opgehaald werden afscheid genomen. Ze dachten dat ze naar Duitsland zouden gaan om te werken. Mijn oom Gideon was al eerder opgehaald, samen met zijn vrouw en hun dochter, waar ik altijd mee speelde. Mijn tante en nichtje werden gescheiden van hem en direct vermoord. Oom Gideon moest nog maandenlang werken in een Duitse fabriek. Hij werd ziek en kwam in de ziekenbarak in Auschwitz terecht. Op het moment dat zijn ouders werden vermoord, is hij gestorven. Een andere oom van mij is daar ook vermoord, omdat hij paspoorten vervalste. Ik vind dat verschrikkelijk. Het is nu tachtig jaar geleden, maar je vergeet het nooit.’

Herinnert u zich bombardementen?
‘Ja. Philips maakte radiobuizen voor het Duitse leger en daarom bombardeerden de Engelsen de Philipsfabrieken aan de Emmasingel. Dat gebeurde op 6 december 1942. Ze gooiden heel veel bommen, maar misten de fabriek zelf. De hele Demer werd verwoest. De Duitsers dachten dat de Engelsen wel terug zouden komen en hebben de fabriek verplaatst. Philips had al eerder alle Joodse mensen bij elkaar in een aparte fabriek gezet om hen te beschermen en zei tegen de Duitsers dat zij radiobuizen maakten, zodat deze mensen niet opgepakt zouden worden. Toen de Duitsers dat door hadden, hebben ze al die Joodse Philipsmedewerkers naar concentratiekamp Vught gestuurd. Daar hebben ze nog twee jaar gewerkt, ook aan radiobuizen. Na twee jaar zijn ze toch nog naar Duitsland gebracht. De vrouwen stonden op het punt vermoord te worden in Auschwitz, maar zijn gespaard omdat ze radiobuizen konden maken. De Zweden hebben hen daarna met een bus opgehaald. Heel veel van deze Joodse vrouwen hebben daardoor de oorlog overleefd.’

Hoe was de Bevrijding?
‘Dat was natuurlijk een geweldig feest. De Amerikanen landden in Son en kwamen op 18 september Eindhoven binnenwandelen. Stapvoets en niet met van die zware, knarsende laarzen zoals de Duitsers. Dagenlang reden de tanks over de Frankrijkstraat. We hebben alsmaar langs de kant staan kijken en we hebben gezwaaid en gezongen. In het zuiden van Eindhoven kwamen de Engelsen binnen. Zij hadden verschrikkelijk zware kanonnen bij zich, Long Johns genaamd. Die stonden op de eerste dag in Valkenswaard en schoten met granaten over Eindhoven heen naar het kanaal bij Best, waar de Duitsers zich hadden ingegraven om hen tegen te houden. Dat schieten kon je heel goed horen.’

          

School: obs Strijp Dorp

‘We moesten midden in de nacht ons huis uit’

Abdiwahaab, Noelia, Lena en Tyara van obs Strijp Dorp videobellen met de 88-jarige Miep Kersenmakers. Zij is dan bij stadsopvang Ons Thuis waar ze twee keer per week leuke culturele activiteiten heeft, zoals een museumbezoek of een bezoek aan een muziek- of theatervoorstelling. Thuis woont ze met haar man. De kinderen en kleinkinderen komen geregeld op bezoek. In de oorlog woonde Miep Kersenmakers met vijf broers en zussen en haar ouders aan de Le Sage ten Broekstraat in Eindhoven. Haar vader werd tijdens de oorlog opgeroepen voor militaire dienst.

Moest u wel eens in de schuilkelder?
‘Ja, als het luchtalarm ging, moest je schuilen. Overal waren schuilkelders. Wij gingen altijd snel naar die aan het einde van het park. De kelder was een berg zand die begroeid was met gras, zodat de vijand niet kon zien dat daar mensen zaten. Voor en achter was een in- en uitgang. Er zaten zeker wel een stuk of dertig, veertig mensen te schuilen en bang te zijn. Als de sirene voor de tweede keer lawaai maakte, was het gevaar afgelopen. Dan kwamen mensen van de luchtbeschermingsdienst zeggen dat je eruit mocht.’

Heeft u ook mensen opgepakt zien worden?
‘Ik keek een keer toevallig uit het raam toen ik bij een bovenhuis tegenover ons, boven de huidige Edah, mensen met hun handen achter hun hoofd zag lopen. Achter hen liepen militairen met geweren op hen gericht. In het voorbijgaan zag ik dat ze een Jodenster droegen. Ik had nooit geweten dat ze daar zaten. Ik was net oud genoeg om te begrijpen wat er gebeurde. Het was vreselijk om dit aan te zien; ik moest heel erg hard huilen. Ik had ook wel vriendinnetjes waarvan de vader opgehaald was. Die waren niet Joods, maar bijvoorbeeld hoofd van de politie of van de brandweer. Die moesten naar kamp Vught en kwamen een paar maanden later wel weer terug.’

Weet u nog iets van het Sinterklaasbombardement?
‘Ja, dat was op de Demer, midden in de stad. We zagen de stad in brand staan. De mensen die daar woonden, trokken de stad uit en kwamen helemaal overstuur bij ons aan. Bij ons dronken ze een glaasje water.’

En van de Bevrijdingsdag?
‘Dat was geweldig natuurlijk. De bevrijders kwamen vlak bij ons huis voorbij. We zagen de Engelsen binnenkomen vanuit het zuiden. Na de Bevrijding hebben wij Engelse militairen, the captain en the major, in huis gehad. Omdat in de school naast het park te gevaarlijk was vanwege alle onontplofte bommen die er lagen, kwamen ze bij de mensen die daar woonden vragen of ze ruimte over hadden; dan kreeg je dus een militair bij je ingekwartierd. Mijn moeder kreeg Engelse thee van ze. Dat vond ze heerlijk. Na Bevrijdingsdag is er nog een bombardement geweest vlakbij waar wij woonden. Een oom en tante waren bij ons op bezoek en we hebben toen met zes man in een kleine toiletruimte gescholen. Op het tankstation vlakbij was een bom gevallen. Dat bleef maar knallen; wij dachten eerst dat er al die tijd nog bommen vielen. Huizen om ons heen waren of verbrand of gedeeltelijk ingezakt. Wij moesten midden in de nacht ons huis uit. Er werden mitrailleurs geplaatst; eentje richting de Aalsterweg en eentje richting de Leenderweg. We hebben opa en oma opgehaald en zijn naar een hutje op de Leenderhei gegaan. We hadden thuis altijd al een bundeltje kleren klaar liggen voor als we zouden moeten vluchten. Dat namen we dus mee. We zijn maanden weggebleven van huis.’
          

School: obs Strijp Dorp

‘Mijn schoolvriendjes lagen daar alsof ze sliepen’

De 88-jarige Dora Senders heeft al op verschillende scholen in de klas over de oorlog verteld. Tijdens de coronacrisis kan ze niet op school komen; de kinderen niet bij haar thuis. Dus gaan Diego, Saleisha en Assiva van basisschool Strijp Dorp met haar videobellen. Met de afgeleverde iPad staat ze met één druk op de knop in verbinding met de kinderen. Dora Senders was zeven jaar toen de oorlog begon en komt uit een groot gezin dat in de oorlog aan de Gagelstraat woonde. Omdat haar moeder reuma had, moest ze veel helpen in het huishouden en ook voor de jongere kinderen zorgen.

Hoe was het leven in die tijd?
‘Het huis was vol met vader, moeder, opa en oma en twaalf kinderen, waarvan vier na de oorlog geboren. Mijn moeder had reuma en kon niet heel veel doen. Ik moest hard werken: schrobben, dweilen, wassen, kindjes in bad doen en naar bed brengen, voorlezen, kijken of er genoeg te eten was. We hadden de hele week dezelfde kleren aan. Zaterdagavond moest alles gewassen worden. Dat hing dan te drogen bij de kachel, waarbij je nakeek of er iets gemaakt moest worden. En dat moesten we dan zondag weer aan, want we hadden maar één setje kleren.’

Heeft u ooit moeten schuilen in de oorlog?
‘Ja, in de schuilkelder, of gewoon ergens onder een trap of tafel. Als er een bombardement was moest je proberen je veilig te stellen. Je ging ergens onder liggen, al was het onder een heg. Als je maar dacht dat je beschermd was. Er is nooit een bom op ons huis gevallen. Wel waren elke keer de ramen kapot, die dan vervangen moesten worden. We hadden na een tijd wel zes of zeven verschillende kleuren ramen, omdat er geen wit glas meer voorradig was. Er was alleen nog geel, groen, zwart of blauw matglas.’

Bent u familie of vrienden kwijtgeraakt in de oorlog?
‘Op 6 december 1942 was er een bombardement; ik was toen tien jaar oud. We mochten eigenlijk niet naar buiten van mijn moeder, maar het was Sinterklaasdag en we wilden bij vriendinnetjes gaan kijken wat ze hadden gekregen. Vlak bij ons in de straat vielen later die dag veel bommen. Alles was ingestort, alles brandde. Buiten zagen we schoolvriendjes liggen met hun Sinterklaascadeaus. Een pop, een auto, een kleurboekje. Ze lagen daar alsof ze sliepen. Wij gingen naar hen toe, wilden ze wakker maken. We waren te jong om te begrijpen dat ze dood waren.’

Was u bang in de oorlog?
‘We waren altijd bang. Bij elk bombardement dachten we: nu zijn wij misschien de volgende die doodgaan. Ik heb dicht bij de bombardementen op de Demer gestaan. Je werd wel gewaarschuwd door de sirene. Maar ja, als die kwam waren de bommen er ook al.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892