School: De Windroos

‘De Duitsers namen onze school in.’

Op basisschool De Windroos hebben Lara, Eray, Sila en Valentijn Mevrouw Bep Last geïnterviewd. Mevrouw Last zat al in het lokaal te wachten op de kinderen. Bij binnenkomst werd mevrouw verrast door de kinderen met heerlijke bonbons. Na een korte voorstel ronde hebben ze samen besloten om telkens om beurten een vraag te stellen aan mevrouw Last. Deze vragen hebben de kinderen van tevoren al opgesteld en het A4tje meegenomen naar het interview.  

Hoe voelde u zich toen u wist dat er oorlog was?
‘Ik hoorde ‘s nachts in mei vreemde geluiden. Daar werd ik wakker van! Ik kon het niet plaatsen. Mijn ouders vertelden dat er oorlog was. Dat leek me heel vreselijk! Duitsers wilden Nederland innemen. De geluiden waren van parachutisten en ook hoorde ik allerlei plofjes. Die plofjes waren schoten, bleek later… Dat was de eerste dag van de oorlog. Je had toen natuurlijk geen televisie waarop je kon zien dat het oorlog was. Ik was toen tien jaar.Kort daarna was het ‘Pinksteren, maar dat hebben we niet gevierd. Ook was er een avondklok waardoor de mensen ook niet zo vrij waren om ergens heen te kunnen na 20.00 uur ’s avonds. Dus er werd niet veel gevierd tijdens de oorlog.’

Kende u mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn oudere broer die 9 jaar ouder was zat in het verzet. Maar dat was heel erg geheim. Anders werd je opgepakt. Ook kwam het verzet pas richting het einde van de oorlog. Twee broers van me moesten onderduiken in de Achterhoek, want anders moesten ze Duitsland om voor de Duitsers te werken. Later ging ik ook naar de Achterhoek, daar werd ik naartoe gebracht door mijn broers, want we hadden honger en in de Achterhoek was er genoeg te eten. Net voor de bevrijding heb ik wel drie dagen in een schuilkelder doorgebracht. Ik heb gelukkig niet gezien dat er mensen doodgeschoten werden, maar in de schuilkelder zag ik wel dat er een koe dood werd geschoten.’

Is er iets in uw buurt gebeurd?
‘Ach kind, er is zoveel gebeurd in mijn buurt. Ze namen onze school in. En we moesten 6 februari naar de Burcht. De hele straat. We werden opgejaagd. We moesten daar staan en daar stonden kanonnen. En toen dachten we dat we allemaal doorgeschoten zouden worden. Toen heeft de burgemeester ervoor gezorgd dat we naar huis mochten. Al was het een NSB-burgemeester. Toch bijzonder. Toen hebben ze allemaal de huizen doorzocht en soms spullen gestolen. Op middernacht werd er gebonkt op de deur en met geweren alles kapotgemaakt in huis. We hadden ook geen brandstof meer dus we hadden het heel koud.’

Wat voor gevoel had u toen u bevrijd werd?
‘O, dat gevoel kan ik je niet vertellen. Dat is zo fijn. Want oorlog is zo naar, dat kan je je niet voorstellen. Corona is heel naar, maar oorlog is veel erger. Ik ben een dankbaar mens van 91 jaar. Ik ben 67 jaar getrouwd geweest en heb heel veel kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen! Ik heb ook een boek geschreven voor mijn eigen kinderen. Ik heb met mijn zus nooit ruzie gehad. De reden? Omdat ik alles besliste en mijn zus alles goed vond.’

School: De Windroos

‘Dat dode konijn hing dan later in de schuur om te drogen.’

De leerlingen Melissa, Joey, Balkis en Beyza ontmoeten mevrouw Annemie Doorgeest (84 jaar) in de gymzaal van basisschool de Windroos in Zaandam. De leerlingen zetten twee gymbanken tegenover elkaar en gaan erop zitten. Annemie mag natuurlijk op een echte stoel. Al gauw stellen de leerlingen haar allerlei vragen, willen zelfs weten wat de kleur van haar haren was tijdens de oorlog, toen Annemie nog klein was (donkerblond, met krullen).

Was het moeilijk om de oorlog mee te maken?
‘Ik weet er niet zo heel veel van. Ik was natuurlijk nog maar klein, net zou oud als jullie. Maar er zijn bepaalde herinneringen die ik nooit meer vergeet; zoals het geluid van de vliegtuigen in de lucht, en dat er mannen werden gezocht door de Duitsers, zoals mijn vader en mijn oom. Ik herinner me dat de school vaak dicht was, en dat we soms les kregen in de kerk.’

Had u ook huisdieren?
‘We hadden een kat, en buiten in de tuin hadden we konijnen, die zaten in een hok. Ik weet nog dat er soms opeens een van de konijnen weg was. Mijn vader had het dier dan afgemaakt. Dat dode konijn hing dan later in de schuur, om te drogen. En het vlees aten we op. Dat klinkt heel erg, maar vroeger werd dat vaak gedaan door de mensen zelf, vooral in de oorlog. We moesten toch eten. Nu worden konijnen en andere dieren in fabrieken geslacht. Ik vond dat wel heel erg hoor, als ik mijn konijn zo zag hangen. Maar ik was ook blij als we iets te eten hadden.’

Had u een klein huis?
‘Ja, we woonden op het Stuurmanspad, dat is een klein zijstraatje van de Westzijde. Ik woonde daar met mijn ouders en mijn zus van twee jaar jonger. Later, na de oorlog, kreeg ik er nog een zusje bij. Achter het huis hadden we een tuintje, waar mijn ouders aardappelen en groenten lieten groeien. We hadden dus gelukkig genoeg te eten.’

Speelde u ook in de oorlog?
‘Mijn vader maakte zelf speelgoed van hout, ik weet nog dat hij een spelletje maakte met letters. Ook maakte hij klompen van hout, dan hadden we iets om aan onze voeten te trekken. Hij paste dan hoe groot onze voeten waren en zaagde de klomp zo dat hij goed paste. Met kleine riempjes maakte hij sandalen. Ik was er heel blij mee. Ik kon er alles mee doen, buitenspelen, voetballen, hinkelen. En mijn moeder maakte van alles op de naaimachine, daar was ze heel handig in. En van een boer in de buurt kregen we de schapenvachten. Met een spinnewiel maakte mijn moeder wol van de vachten. Met die wol breide ze weer warme truien voor ons. Dat spinnewiel heb ik nog steeds, het staat op zolder. En ik kan me nog herinneren dat ik een keer op school was en dat het heel warm was. Ik deed mijn trui uit, en later was hij gestolen. Verder had ik veel vriendinnetjes met wie ik speelde. Ik had ook een Joods vriendinnetje, ik spreek haar nog weleens, Erna van Dijk. Zij had de oorlog overleefd, maar de helft van de familie van haar moederskant is door de Duitsers meegenomen en nooit meer teruggekomen. Ja, er zijn vreselijke dingen gebeurd in de oorlog. Ik heb zo’n geluk gehad dat ik ouders had die zo handig waren en van alles zelf maakten, zodat ik gewoon kon blijven spelen. Leuke dingen doen. Daar ben ik altijd heel dankbaar voor geweest.’

 

School: De Windroos

‘Het maakte mij niets uit dat de pop stuk was’

De leerlingen Baran, Bengisu, Aysa en Ecrin uit groep 7 van ICBS De Windroos in Zaandam gaan Marjan Schaap interviewen op school. Ze vinden het spannend en hebben goed geoefend op hun vragen. 

 Kunt u zich veel herinneren van de oorlog?
‘Ik heb zelf geen echte herinneringen aan de oorlog. Maar ik weet wel heel goed wat er met ons gezin is gebeurd in de oorlog. Ik heb een Joodse pleegzus. Zij is als tien maanden oud baby’tje bij ons in huis gekomen. Het was in 1943, toen heel veel Joodse mensen door de Duitsers naar een werkkamp werden gestuurd. De ouders van dit Joodse baby’tje moesten er ook heen en zij mochten alleen een koffertje met warme kleding en waardevolle spulletjes meenemen. Ze wisten inmiddels wel dat het niet waar was van dat werkkamp, het was namelijk een vernietigingskamp. De moeder van de baby heeft, vlak voor ze werden opgehaald, haar kindje in een dekentje gerold met het trouwboekje en een paar fotootjes ertussen. Ze heeft haar toen stiekem naar de bovenbuurvrouw gebracht om haar te redden van de Duitsers. Dat was de laatste keer dat ze elkaar gezien hebben. Haar ouders zijn vanuit Amsterdam via kamp Westerbork naar kamp Sobibor gebracht in Polen, daar zijn zij allebei vermoord. Het baby’tje is door het ondergrondse verzet naar Zaandam gebracht waar ze door de groep van Willem Brinkman, een verzetsman, bij mijn ouders werd geplaatst. Hij leidde hier het verzet vanuit de Protestantse kerk. Mijn ouders zaten ook bij deze kerk en zij boden aan om dat baby’tje bij ons thuis onder te laten duiken. Mijn moeder was op dat moment net zwanger van mij toen het baby’tje bij hen in huis kwam. Ik wist niet beter dan dat ze een echt zusje was. Tegen alle mensen vertelden mijn ouders dat zij een pleegkindje hadden, een nichtje uit Zeeland. Daarom zijn we denk ik nooit verraden. Maar we hebben ook heel veel geluk gehad.’

Hoe was het in de oorlog?
‘We hadden heel veel honger. We kregen wel voedselbonnen, daarmee konden we wat eten krijgen, maar er was niet veel. Een enkele keer was er brood, dan kregen we één sneetje brood per dag. Bij de gaarkeuken was soms soep te krijgen, die was heel waterig en smaakte naar niks. Nieuwe kleren kon je niet kopen, de winkels waren dicht. Er was ook geen verwarming. Om het toch warm te krijgen zochten de mensen overal naar hout om vuur te stoken. Ze sloopten bijvoorbeeld de bielsen van de treinrails en sleepten die stiekem mee naar hun huis. De kinderen konden ook niet naar school, want er zaten Duitse soldaten in de scholen. Pas na de oorlog konden de kinderen weer naar school.’

Wat voor spelletjes speelden de kinderen in de oorlog? 
‘Er was geen speelgoed in de oorlog, en ook na de oorlog hadden we heel weinig. De mensen hadden ook helemaal geen geld om speelgoed te kopen. Mijn vader werkte voor Fokker, daar kreeg ik met Sinterklaas een pop met een slap been. De baas van Fokker had een hele partij met afgedankte poppen kunnen bemachtigen. Nou, het maakte mij niets uit dat de pop niet helemaal goed was. Ik was ontzettend blij, het was mijn mooiste bezit! In die tijd was je blij met wat je kreeg.’ 

Wat vindt u van Hitler?
‘Ik vind het een vreselijke man en het is heel erg dat hij nooit voor de rechter is gekomen en dat hij nooit straf heeft gekregen voor zijn misdaden. Vreselijk ook, dat zo ontzettend veel mensen hem hebben geloofd en gevolgd in zijn opvattingen. Mijn ouders zeiden altijd: ”Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. Mijn ouders hebben mij geleerd om mensen te helpen en respect te hebben voor elkaars geloof. Daarom vind ik het ook zo belangrijk om mijn verhaal te vertellen aan de kinderen. Zodat ze gaan begrijpen hoeveel verdriet het geeft als mensen elkaar haten om hun geloof.’

Hoe was het na de oorlog?
‘Er kwamen toen overal Nederlandse vlaggen tevoorschijn. Het was een groot feest! De mensen gingen de straten op. Het mooiste was dit: Je kon eindelijk weer zeggen wat je wilde zonder bang te zijn dat iemand je zou verraden.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892