Mimi, Saar, Wout en Cas van basisschool de Hasselbraam gaan op bezoek bij de 92-jarige Bernard van de Moosdijk om hem te interviewen over zijn jeugd in de oorlog. Hij was 12 toen de oorlog eindigde, ongeveer de leeftijd van de leerlingen nu. Dat maakt best veel indruk op ze, ze zijn er even stil van. Als meneer Van de Moosdijk vertelt over zijn vrienden die aan de Biesterweg in Eindhoven zaten tijdens het bombardement, wordt hij heel emotioneel. Wat er toen gebeurde, heeft hem enorm geraakt en verdriet gebracht.
Hoe vond u het toen het eerste luchtalarm afging
‘Als je buiten was, moest je de schuilkelder in, anders kreeg je een bekeuring. Eindhoven had veel schuilkelders in de oorlog. Nestenhutten hadden we ook, een grote hut gemaakt van ijzer waar zand omheen gelegd wordt. Verstoppen thuis mocht ook, onder de trap of in de kelder thuis.’
Woonden er Joden in uw buurt?
‘Wij hadden zelf geen Joden in huis en ook in de buurt waren er geen, behalve bij de buren. Daar waren Joden ondergedoken. Ze moesten altijd binnen blijven, een hel was dat. De Joodse onderduikers betaalden deze mensen voor het onderduiken. Die konden van dat geld eten kopen en kleding. De Joodse onderduikers hebben de oorlog overleefd.’
Kende u mensen die in het verzet zaten?
‘Mijn vader bracht verzetskrantjes rond. Die deed hij tussen de post. Hij had adressen waar hij ze af moest geven. Mijn vader hield ook op een kaart bij hoe de oorlog verliep, dat hoorde hij bij Radio Oranje. De radio hadden we niet ingeleverd, we luisterden stiekem. Mijn zus werkte bij Philips en ze wisten dat wij een radio hadden, dus dat was best gevaarlijk.
Op 4 februari was er staking, de zogenoemde februaristakingen, ook bij Philips. Mensen kwamen massaal uit de fabriek gelopen. Ook mijn zus staakte. Er zijn toen vijf mensen doodgeschoten.
Alle jonge mannen moesten in Duitsland gaan werken. Mijn oudste broer zat in het klooster en als je in het klooster werkte hoefde je niet naar Duitsland. Mijn andere broer moest eigenlijk wel in Duitsland werken. Hij kreeg toen snel een baan in het klooster als boekhouder zodat hij niet weg hoefde.’
Hoe was de bevrijding in september 1944?
‘Iedereen was aan het feesten op de markt, ook op 19 september, de dag na de bevrijding. Ineens was er oranje feestverlichting in de lucht. Dat dachten de mensen… maar het waren lichtkogels. De Amerikanen waarschuwden dat we snel naar huis moesten want het waren lichtkogels. Ik rende naar huis. Ik hoorde overal al bommen vallen.
Alleen de vrouwen waren thuis, ik was de enige jongen, ook mijn vader was er niet. Toen brak de hel los. Er vielen veel veel bommen en er was een enorm lawaai. Er viel een bom in onze tuin. Alle ruiten sprongen uit ons huis… ik was heel bang. We schuilden in de gang. Daarna gingen we naar bed, maar durfden niet boven te slapen. Dus lagen we beneden tegen elkaar aan. Vader kwam midden in de nacht thuis en vertelde aan moeder hoe erg het was onderweg. Veel later kwam mijn broer Eddie ook thuis.
De volgende dag hoorde ik dat er vijf schoolvriendjes dood waren. Er was een bom gevallen op de schuilkelder aan de Biesterweg. Ik was misdienaar bij de begrafenis. Er waren twee grote massagraven voor alle 41 doden.’