Erfgoeddrager: Violetta

‘Je mocht je eigen taal niet op school spreken’

Nelson Carrilho ontving ons, Leyla, Ayoub, Whares en Violetta van de Nieuwe Havo in Amsterdam, met open armen. Hij is een vriendelijke man die zijn verhaal goed en duidelijk heeft kunnen uitleggen. Meneer Carilho is in 1964 geboren op Curaçao en op zijn 12e naar Nederland verhuisd. Curaçao was gekoloniseerd door Nederland daarom heeft hij in zijn jeugd ook een beetje Nederlandse cultuur meegekregen. Meneer Carilho is beeldhouwer.

Hoe was het leven op Curaçao?
‘Het is een eiland. Ook was het een kolonie, Nederlanders waren de baas. Mijn ouders hadden een goede baan en een goed thuis, hoewel er een racistisch ‘systeem’ was. Je leerde bijvoorbeeld geen geschiedenis over Curaçao, maar wel over Nederland. Je mocht je eigen taal niet op school spreken anders kreeg je straf. Als je uit een gezin kwam dat geen Nederlands sprak, had je op school problemen, want ze konden je niet helpen. Je was afhankelijk van je school dus, op dat moment brak je relatie met je ouders/ familie. Je werd als kind eigenlijk al in een systeem gezet.’

Hoe was de reis hiernaartoe?
‘ In april 1964 ben ik naar Nederland gekomen. Ik vond dat als klein kind leuk: het voelde als een avontuur met een vliegtuig reizen en in een heel ander klimaat terechtkomen. Er waren wel wat problemen met racisme omdat er in die tijd maar heel weinig mensen uit Curaçao waren. Als kind merkte ik er minder van dan als mijn ouders. Mijn vader was al eerder gekomen naar Nederland. Hij had al een baan en een huis gekocht.’

Hoe bent u beeldhouwer geworden?
‘Ik ben begonnen op een lagere school toen ben ik naar de middel bare school gegaan. Ik was creatief goed dus toen was ik naar de kunstacademie gegaan en ben ik daar afgestudeerd. Ik ben daar als een tekenaar/schilder daar naar toe gegaan maar op die academie bleek dat ik beter was in beeldhouwen en toen ben ik afgestuurd als beeldhouwer maar teken en schilderen doe ik ook want het is een deel van het pakket.’

De leerlingen van de Nieuwe Havo hebben zelf het interview uitgewerkt.

Erfgoeddrager: Violetta

‘Voor mij was de oorlog één groot avontuur’

Willem Prins merkte in het begin niks van de oorlog, het leven ging voor hem door als altijd. Wel gebeurden er ‘spannende’dingen. Er kwamen wel veel mensen over de vloer bij ons en hij vroeg zich af wat die mensen kwamen doen bij ons. Aan Violetta, Rosa en Zeb van basisschool Oscar Carré vertelt hij dat.

Wat kunt u zich nog het beste herinneren uit de oorlog?
Ik weet nog goed dat mijn twee jaar oudere broer en ik met een eigen gemaakt karretje (een handkar) richting het Amstel Station gingen. Daarachter had je allemaal landerijen waar van alles verbouwd werd. Wij gingen daar naartoe om te kijken of we eten konden krijgen. Omdat ik nog heel jong was, weet ik niet meer of dit een soort ruilhandel was of dat we voor het eten moesten betalen. Ik vond het erg stoer zo met mijn grote broer op stap te gaan en vooral spannend ook. We kwamen altijd wel met eten thuis, dat weet ik nog wel. Het waren meestal niet de meest lekkere dingen maar je kon het wel eten en daar ging het om. Mijn moeder ging dan bepaalde producten inmaken; dan deed ze er heel veel zout in waardoor je het heel lang kon bewaren.

Wat deed u in uw vrije tijd?
Onze school werd in de oorlog een kazerne en we deelden dus samen met een andere school een gebouw. Dat was (toen nog) heel ingewikkeld omdat het een Protestantse en een Katholieke school betrof. Om deze reden hoefden wij maar halve dagen naar school en ik vond dat eigenlijk helemaal niet erg. Ik ging vaak met mijn broer richting Artis waar familie van ons tegenover woonde. Wij kropen dan door een gat en gingen in Artis spelen. Eigenlijk moest je er natuurlijk gewoon voor betalen om binnen te komen maar dat deden wij niet. De oppassers zagen dit een beetje door de vingers want we mochten hen soms helpen met het voeren van de dieren. Dat vonden we natuurlijk fantastisch!

Wat is uw heftigste herinnering aan de oorlog?
Ik kan me slechts één keer herinneren tijdens de oorlog dat ik echt bang ben geweest. Op de Gerrit van der Veenstraat zat het bevolkingsregister en dat werd in 1944 opgeblazen door het verzet. Daarna kwamen er allerlei tegenacties en was het erg gevaarlijk en luidruchtig op straat. We stonden toen met ons hele gezin midden in de nacht klaar in de gang, met onze kleren aan, om als het echt heftig zou worden te kunnen vluchten. Gelukkig hoefde dit uiteindelijk niet.

Fotografie: MIrjam Schut

Mijn andere heftige herinnering daar ben ik eigenlijk pas na de oorlog achter gekomen. Omdat mijn vader een fotozaak had in de Van Woustraat, bleek hij pasfoto’s te maken voor identiteitsbewijzen voor het verzet. Ook werden er microfilms gemaakt die via Zwitserland naar de Nederlandse regering in Londen werden gesmokkeld. Dat was natuurlijk erg gevaarlijk om te doen en daar liep mijn vader heel veel risico mee. Als kind is dit volledig aan mij voorbij gegaan, wel vond ik het altijd vreemd dat er zoveel mensen bij ons langskwamen die dan met mijn vader naar achter gingen om ‘dingen te regelen’. Ik bewonder mijn vader daar nu enorm om en vraag me vaak af of ik dit zelf gedurfd had, vooral gezien het feit dat hij een gezin met kleine kinderen had.

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892