Erfgoeddrager: Tijn

‘Schoenen zonder neus’

Wij hebben meneer Frits Möller geïnterviewd in zijn huis in Buitenveldert. Zijn zus Jannie kwam op bezoek zodat we haar ook vragen konden stellen. Ze lieten ons allemaal foto’s en brieven zien uit die tijd. Brieven werden in het geheim aan mensen meegegeven. Er stonden nooit adressen of achternamen in voor het geval de Duitsers de brieven ontdekten.

Hoe was het bij u thuis?
Jannie: “Onze ouders hebben ons altijd het gevoel gegeven dat we veilig waren, ze probeerden zo gewoon mogelijk door te leven. Ons zusje werd geboren tijdens de oorlog. Daarom kreeg mijn moeder extra bonnen voor melk. Gelukkig had ze zelf genoeg voor de baby en kon Frits de melk krijgen. Hij was heel erg ziek tijdens de oorlog, hij had pleuritis en lag maandenlang in bed. Het was zo koud dat hij een keer bevroren oren had.  Frits verveelde zich enorm en toen de bomen in onze straat gekapt werden voor hout om mee te koken en voor de verwarming, zorgde mijn moeder dat de boom voor zijn raam als laatste gekapt werd. Zo had hij toch nog iets om naar te kijken. Mijn moeder vroeg me soms om kaarsen en melk te halen in de Govert Flinckstraat. Daar liep ik dan heen met mijn schoenen zonder neus, die waren eraf geknipt zodat ik ze langer paste. Als ik terugliep in het pikkedonker voelde ik me de held van de familie, ik wist hoe blij iedereen thuis zou zijn met de spullen die ik terugbracht.”

Wat merkten jullie op school van de oorlog?
Jannie: “Daar merkten we niet zo veel van. Ik weet nog wel dat we een leraar Duits hadden die deed alsof hij de Duitsers gehoorzaamde. Ondertussen zat hij in het verzet en was hij er soms dagen niet, zogenaamd ziek, omdat hij wapens van het wapendepot op de Prinsengracht naar een andere plek bracht. Hij was echt moedig, zo is hij ook een keer in een Duits uniform naar het hoofdkwartier van de SS in de Euterpestraat gegaan. In vloeiend Duits zei hij dat hij de opdracht gekregen had om wapens op te halen. Die kreeg hij zo mee en hij bracht ze rechtstreeks naar het verzet!  Aan het einde van de oorlog werd dat hoofdkwartier in de Euterpestraat gebombardeerd door de geallieerden.  Daardoor waren alle ramen van onze school kapot. De kinderen werden verdeeld en we kregen les bij mensen thuis in kleine groepjes.”

Hoe kwam u de Hongerwinter door?
Frits: “Toen we thuis bijna niets meer te eten hadden, heeft onze vader ons begin maart 1944 op zijn fiets naar zijn broer in Noord-Holland gebracht. Deze oom had in Sint Pancras een stoffenzaak en kon zijn waar ruilen voor eten. Dwars door dat dorpje liep een spoorrails. Op een dag liet het verzet daar een transport van de Duitsers ontsporen. De Duitsers wilden als vergelding het huis van een verzetsman in brand steken. Omdat hij niet thuis was, hebben ze het huis van mijn opa en oma, die ernaast woonden, in brand gestoken. De commandant liet ze een stoel voor het huis zetten. Hij ging daarop zitten om de brand goed te kunnen bekijken. Vijf minuten kreeg de familie om het huis te verlaten. Onze oma nam nog snel de boter en haar servies mee naar buiten.”

Erfgoeddrager: Tijn

‘Verstoppertje spelen in de schuilkelders’

Wij interviewden mijnheer Romkema. Hij kon zich de intocht van de Duitsers in 1940 nog goed herinneren. Een lange rij Duitse voertuigen reed over de Rozengracht. Veel buren van mijnheer Romkema stonden aan de kant te kijken en deden de Hitlergroet.

Zijn er Joodse mensen uit uw buurt weggehaald?
“Het moment waarop twee Joodse jongetjes uit mijn klas werden gehaald, zal ik nooit vergeten. Het gebeurde heel plotseling. Zonder veel weerstand van onze lerares werden ze meegenomen door Duitse soldaten. De juf wilde vooral zo snel mogelijk weer terugkeren naar de orde van de dag en ging meteen verder met de les. 
Op de Elandsgracht woonden we boven een joodse slagerij. Van de ene op de andere dag was de slager en zijn hele gezin spoorloos verdwenen.”

Wat herinnert u zich verder?
“Nog voordat de Duitsers het huis van onze Joodse buren leeg haalden, hadden buurtbewoners het al omgetoverd tot een soort spookhuizen. Alles wat los en vast zat werd meegenomen in de wetenschap dat ‘de eigenaren toch niet terug zouden keren’. Van meubilair, tot bedsteden en al het hout in huis.
Ik vond het verschrikkelijk dat mensen om mij heen zomaar verdwenen. Het maakte me ontzettend bang. Vaak had ik nachtmerries en angsten.
Fijne herinneringen heb ik alleen aan het spelen met mijn buurtvriendjes in de schuilkelders. De schuilkelders aan de Elandsgracht werden door ons buurtkinderen gebruikt als speelplaats. Daar konden we heel goed spelen en spannende spelletjes verzinnen, zoals ondergronds verstoppertje.”

Hoe heeft u de Hongerwinter beleefd?
“Tijdens de Hongerwinter woonden wij in het plaatsje Steenwijkerwold, in Overijssel. Mijn vader was daar kaasleverancier voor een melkbedrijf. We hadden daar meer dan genoeg te eten: roomboter, karnemelk en rogge. Ook in de Hongerwinter. Mijn vader ging toen op de fiets naar Amsterdam om daar eten en drinken rond te brengen bij bevriende gezinnen. Tot lang na de oorlog hebben we contact gehouden met gezinnen die mijn vader toen hielp.”

Tijdens het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892