Erfgoeddrager: Suze

‘Dat gevoel van opluchting en vrijheid is onbeschrijfelijk!’

Mees, Gabriel , Suze en Bastiaan van de Floralaanschool zijn elf jaar en wonen in de wijk Stratum in Eindhoven. Lies Vogels was elf toen de oorlog begon en woonde toen ook in Stratum. Haar jonge jaren waren echter heel anders dan die van de kinderen. In het interview komen ze van alles te weten over hoe dat was als tiener in de oorlog. En wat er in dat waardevolle boekje van mevrouw Vogels staat.

Hoe was het begin van de oorlog?
‘Dat herinner ik me goed. Ik hoorde de Duitse soldaten over de St. Jorislaan marcheren. Ze hadden dikke ijzers onder hun schoenen en je kon ze dus heel goed horen. Later hoorde ik ze bijna elke dag marcheren en Duitse soldatenliederen zingen. Er kwamen ook Duitsers in de kazerne bij ons huis wonen. Toen een groep marechaussees terugkwam, is daar ruzie uitgebroken en hebben ze op elkaar geschoten. Dat was natuurlijk heel angstig om te zien vanuit je slaapkamerraam, in het donker. Ik sliep verder wel goed, behalve als er een luchtalarm was, want dan moesten we uit bed, wachten tot het voorbij was. Dat was heel angstig. Er werd niet constant gevochten, hoor. Het leven ging dus voor een deel gewoon door. Ik was niet bang voor de Duitsers in de kazerne naast ons huis, want ze deden ons niets. Het bombardement van 6 december was eng. Wij woonden vlakbij een afweergeschut bij de IJzeren Man. Ik vond het ook beangstigend als vliegtuigen beschoten werden. Als ze raak schoten hoorde je een gierend geluid en dat was niet fijn!’

Hoe leefden jullie in de oorlog?
‘We probeerden gewoon door te leven zoals normaal, maar we hadden niet veel. Overdag ging ik naar school, maar dat was steeds op een andere locatie, omdat de Duitsers de scholen bezetten. ’s Avonds maakte ik huiswerk of las ik een beetje, want verder was er geen vertier. Mijn vader had in de achtertuin aan de Tuinstraat gymtoestellen gemaakt. Dan hoefden we niet op straat te spelen.
Een eigen kamer had je niet. En ook geen televisie. Wel een radio, die had mijn moeder stiekem achtergehouden toen we die eigenlijk moesten inleveren. Om zeven uur ’s avonds haalde ze die dan tevoorschijn om naar Radio Oranje te luisteren. Wat daar werd verteld was moeilijk te verstaan, omdat het signaal werd verstoord door de Duitsers.
We hadden maar één kamer waar het licht aan kon, want elektriciteit en gas werden beperkt geleverd. Ook was er met zes kinderen niet veel te eten en drinken. Mijn moeder kreeg maar een klein voorschot op het loon van mijn vader. Bovendien waren de winkels leeg. Luxe zoals nu kenden we niet. Vreemd was dat Joodse mensen ineens weg waren. We wisten toen niet wat er met ze gebeurde. In het nieuws hoorden we alleen leugens. Pas na de oorlog hoorden we de waarheid.’

Wat was uw vader van beroep?
‘Hij was brigadecommandant en is de dag voordat de oorlog begon, op 9 mei 1940, vertrokken. Ik zie hem nog weggaan, we wisten niet waarheen. Dat hoorden we pas in november. Hij ging vluchtelingen helpen. Er was geen contact mogelijk. Daardoor wist mijn vader niet dat Nederland al een dag na zijn vertrek was gecapituleerd. Op 10 juni heeft hij de oversteek naar Engeland gemaakt, omdat hij niet meer terug kon naar Nederland. Toen pas hoorde hij dat Nederland bezet was. We hebben hem uiteindelijk 4,5 jaar niet gezien! Hij had als hoofd van het Rode Kruis in Londen gezeten en zware bombardementen meegemaakt. Het Rode Kruis kon soms een bericht naar ons sturen, maar daar mochten maximaal 25 woorden in staan. Brieven stuurde hij soms via een adres in een neutraal land als Zwitserland, Zweden en Portugal, zodat de Duitsers niet wisten dat de brief eigenlijk uit Engeland kwam. De brieven waren soms maanden onderweg geweest en werden allemaal opengemaakt door de Duitsers voordat ze bij ons werden bezorgd.’

Herinnert u zich de bevrijding nog?
‘Dat was zo geweldig dat ik het nauwelijks in woorden kan vatten! Het gevoel van opluchting en vrijheid is onbeschrijfelijk! We zagen de vliegtuigen met de paratroopers overkomen en één of twee dagen later kwamen ze over de Tongelresestraat en toen hebben we ze ontmoet. Ik vroeg de bevrijders om handtekeningen. Dat boekje, ook met foto’s van mezelf met de bevrijders, heb ik nog steeds en is heel waardevol voor me. Een tijd geleden ben ik naar een reünie van de Airbornetroepen in Amerika geweest. Toen heb ik een heleboel bevrijders ontmoet. Daar zijn ook televisieopnames van gemaakt. De bekende regisseur Steven Spielberg en de bekende acteur Tom Hanks waren er ook. Ik heb ze ontmoet en heb nog meer handtekeningen en foto’s in mijn boekje erbij gekregen. Dat is dan het mooie van alles geweest. Ik wil jullie op het hart drukken dat jullie moeten waarderen dat de kinderen van nu heel veel hebben en eigenlijk een heel rijk leven hebben. Sommige mensen vergelijken de avondklok in deze pandemie met de Tweede Wereldoorlog, maar dat is echt niet te vergelijken! Wij hadden niets te willen, maar kregen het gewoon opgelegd en er werd niet geprotesteerd of zo, ook al duurde het geen weken, maar jaren!’

Erfgoeddrager: Suze

‘Ik ben helemaal naar Drenthe gelopen’

Jetty van der Neut-Bongers was 17 jaar toen de oorlog begon. Ze werkte bij het chique modehuis Hirsch. In haar huis laat ze foto’s zien en neemt ze Tai, Suze en Dara van de Theo Thijssenschool mee in haar leven tijdens de oorlog.‘Kijk, dit was de laatste avond van de vierdaagse met Ons Huis Jongerenbond. Kijk, dit was in 1941. Daarna kon het niet meer, want we hadden geen eten meer. Die avond was het begin van mijn vriendschap met mijn man. Hij hield niet zo van wandelen, maar hij zei: “Ik breng je wel even weg naar het punt van vertrek”. Toen heb ik diezelfde avond voor het eerst een kusje van hem gehad. Toen was ik 18. Ik ben uiteindelijk 60 jaar met hem getrouwd geweest.”

Waar woonde u tijdens de oorlog?
‘Aan de Rozenstraat, vlakbij de Prinsengracht. Ons huis was ook een soort buurthuis. Daar hebben we verschrikkelijk veel plezier van gehad, want het was zogenaamd neutraal. Alles werd verboden in de oorlog: de padvinderij, de AJC, alles waar een anti-luchtje aan zat wat de Duitsers betrof. Maar in ons huis kwam iedereen samen. Wij hebben daar een fantastische tijd meegemaakt, want wij konden zelf alles organiseren: declamatiewedstrijden en we lieten schrijvers komen. We hebben ondanks de oorlog toch een leuke tijd gehad. Je moest er toch wat van maken.’

Heeft u veel gemerkt van de Hongerwinter?
‘Ach kind, als we opstonden merkten we het al, want er was geen eten. We aten suikerbieten. Die kon je als je geluk had krijgen bij de groenteman en dat moest je dan klaarmaken. Eerst schillen en schaven op een schaaf, dat kon je dan op het vuur zetten, als je vuur had. Want vuur was er ook niet. De kolen gingen allemaal naar Duitsland. Als we wakker werden was mijn moeder al bezig. Van een blik hadden ze een kacheltje gemaakt. Als ze meel had, maakte ze een deeg, in een pannetje. Dan de suikerbieten erdoor, dat maakte het zoet natuurlijk en zo maakte ze een soort ontbijt. Want wij moesten wel naar onze baas. Toen de oorlog eenmaal aan de gang was werkte ik op het mantelatelier van een hele chique zaak, Hirsch. Het was de duurste zaak van Nederland. Toen het Dolle Dinsdag was geweest, hebben de Duitsers het hele gebouw leeggehaald. Alles wat erin stond hebben ze eruit gesloopt en naar Duitsland meegenomen, de mooie stoffen die daar waren. En ik moest naar een korsettenfabriek. Alles wat er gemaakt werd ging naar de Duitsers.’

Moest u ook naar de boeren voor eten?
‘Ja, ik ben helemaal naar Drenthe gelopen om eten te verzamelen. We hadden daar een verre kennis wonen en hoorden dat daar nog eten was. Dus dan ga je, want in Amsterdam er was niets meer. Toen we net op weg waren lagen we al in een schuilgat langs de weg omdat er Engelse jachtvliegtuigen overvlogen. Het liep goed af en zonder verdere avonturen bereikten we Hilversum. We liepen door en de eerste dag zijn we helemaal in Nijkerk terecht gekomen. Daar woonde een tante van een meisje met wie ik op het atelier was. Ik zei: ‘Ik kom van Gina Geuzebroek,’ en dan vertrouwde ze je. Ik was zo moe dat ik naast mijn stoel ging zitten. Na een goed ontbijt gingen we de volgende morgen vroeg op pad, met in onze bagage een flink stuk ham. Dat was het eerste eten dat we hadden voor thuis. Vervolgens gingen we richting Nunspeet, waar mijn zus nog een adresje wist. En zo zijn we helemaal naar Diever gelopen. Onderweg hadden we nog een brood gekregen, in Amsterdam moest je daar een moord voor doen bij wijze van spreken. En die vrouw in Diever zat te kijken en ze dacht dat ze spoken zag!’

Heeft u de schietpartij op de Dam meegemaakt?
‘Ja, daar waren we 7 mei 1945. Mijn vader stond bij de Nieuwe Kerk, mijn zusje en ik stonden aan de andere kant van het paleis, tegenover de Raadhuisstraat. Ineens begonnen ze te schieten vanuit de Grote Club. Mijn vader moest wegvluchten van waar hij stond bij de kerk en hij zei “ik ben over mensen heen gestapt, ik weet niet of ze dood waren of leefden”. We zijn er allemaal goed afgekomen.’

Erfgoeddrager: Suze

‘De trein vol NSB’ers werd beschoten.’

Wij interviewden Diny Lacoste-Lauckhard. Zij woonde in de oorlog in Diemen en ging in de Watergraafsmeer naar school.
Wij vonden haar heel aardig, ze kon goed vertellen en was goed voorbereid. Ze had een filmpje en foto’s.

Waar woonde u toen de oorlog uitbrak?
“Ik woonde met mijn ouders in Diemen. Ik was enig kind. Mijn vader werkte voor de Amsterdamse Ballastmaatschappij en was weken van huis. In 1943 ontruimden de Duitsers Diemen omdat er een schootsveld was, vanaf daar konden ze de stad beschieten en verdedigen. Het eerste deel van Diemen werd afgebroken, wij moesten plots verhuizen. We kwamen terecht in de Transvaalbuurt. Er hing een hele nare sfeer, omdat daar net alle Joodse mensen waren weggehaald. Wij moesten een huis uitzoeken. In een huis stonden alle meubels nog en een piano, maar toen we verhuisden was het hele huis leeg. De buurman van de derde verdieping was altijd erg behulpzaam. Als je iets nodig had of iets gerepareerd moest worden, deed hij dat. Hij had de sleutels van alle woningen. Toen ik een keer op zijn zolder keek, stond daar allerlei meubilair en die piano. Hij had alles geroofd.”

Heeft u honger gehad in de oorlog?
“Mijn hele familie kwam uit het oosten, rondom Zutphen. Wij fietsten 110 km om eten te halen. Wij hebben de hele oorlog genoeg eten gehad. Het was wel gevaarlijk, want mijn vader moest oppassen dat hij niet werd opgepakt voor de Arbeitseinsatz. Zo wisten wij dat we Amersfoort moesten mijden, omdat daar altijd een Duitse controlepost was. Mijn moeder gaf altijd eten weg, ze verzorgde de kinderen van de buurvrouw die hongeroedeem hadden.”

Hoe merkte u dat de bevrijding er was?
“Voor de echte bevrijding was er Dolle Dinsdag op 6 juni 1944. Op die dag vertrokken veel Duitsers en NSB’ers halsoverkop, omdat ze dachten dat Nederland snel bevrijd zou worden. Ik ging die dag met mijn moeder langs vrienden in Diemen. Wij liepen via de Middenweg  langs het spoor en gingen onder een viaduct door. Ineens zag ik een vliegtuig, ik dacht nog: hé, een vliegtuig! Toen kwam er nog een vliegtuig en nog een. Op dat moment kwam er ook een trein aan. De vliegtuigen vlogen heel laag en begonnen de trein te beschieten. Mijn moeder trok mij snel onder het viaduct, gooide mij op de grond en ging bovenop mij liggen. Vlak voor mij zag ik allemaal bebloede mensen uit de trein komen, ze waren zwaargewond, veel doden ook. Het waren allemaal NSB’ers en andere Nazi-sympathisanten die in die trein zaten.

Wij stonden bij de echte bevrijding op de Berlagebrug. Alle voertuigen waren volgepakt met mensen, behalve één jeep, daar zaten twee militairen in, daar mochten geen burgers bij. Ze vonden mij waarschijnlijk wel schattig, want ik  mocht met mijn ouders en de buren toch meerijden. Het bleken de twee piloten te zijn die het gebouw van de SD in de Euterpestraat hadden gebombardeerd.”

foto’s: Marieke Baljé

Erfgoeddrager: Suze

‘De Duitsers hadden vanuit de duinen op ons raam geschoten.’

Wout Vogel wordt op 5 april 1940 geboren en is dus nog een baby als de oorlog uitbreekt. Veel van zijn herinneringen komen uit brieven, die zijn vader aan zijn grootvader in Indië schrijft. Die zit daar gevangen in een Jappenkamp. De brieven worden nooit verstuurd. Wout heeft ze uitgetypt, waardoor een dagboek met indrukwekkende verhalen uit zijn vaders oorlogstijd is ontstaan.

Hoe kwamen jullie aan een nieuw huis toen jullie moesten evacueren?
In november 1942 kregen we bericht dat we begin december ons huis uit moesten. Maar we hadden nog geen nieuw huis om in te wonen. Mijn moeder kwam in de trein een meneer tegen die met pensioen was en van de Duitsers zijn huis aan de Händellaan uit moest. Ze is toen naar zijn huurbaas in Monster gegaan om te vragen of wij in dat huis mochten wonen. Hij vond dat best, alleen moest het evacuatiebureau het goedkeuren. Het was nog een hele toestand om iemand daar te spreken te krijgen. Mijn moeder heeft toen de portier een gulden gegeven om met een NSB’er van dat bureau te mogen praten. Die heeft uiteindelijk geregeld, dat we in het huis aan de Händellaan mochten wonen.

Hebben jullie onderduikers in huis gehad?
Ja, we hadden 3 joodse onderduikers. Een echtpaar, wij noemden ze tante Dia en oom Jan. Hun echte namen waren tante Fie en oom Sam. En Max, een jonge jongen, woonde ook bij ons. Mijn ouders zijn wel eens vreselijk boos op Max geworden, omdat hij gevaarlijke dingen deed. Ik weet nog, dat op een dag vliegtuigen overvlogen voor voedseldroppings. Max heeft toen met een Nederlandse vlag boven uit het raam staan zwaaien. De volgende dag kregen we vreselijk op onze donder van mijn vader, want er zat een gat in het raam. Hij dacht dat wij de ruit met een gordijnroede kapot hadden gemaakt. Tot hij versplinterd hout, een jasje met kogelgat en een kogel zag. Wat bleek: de Duitsers hadden vanuit de duinen op het raam geschoten, omdat ze die vlag hadden gezien. Oom Sam is opgepakt in 1944. We weten niet hoe. Zijn broer zat in het verzet en is ook opgepakt. In Auschwitz zijn ze elkaar weer tegengekomen en zijn uiteindelijk allebei omgekomen. Gelukkig hebben tante Fie en Max de oorlog wel overleefd.

Wat gebeurde er na de bevrijding?
Een paar dagen na de oorlog heb ik ellenlange rijen Duitsers over de Laan van Meerdervoort zien marcheren, die werden afgevoerd. Op de hoek van de straat stonden we lange neuzen naar ze te trekken. En ik herinner me ook de enorme overwinningsparade over het Savornin Lohmanplein met Prins Bernard erbij. In de stromende regen kwam een ongelooflijke hoeveelheid tanks langsrijden. Jarenlang hebben de tanksporen nog in het asfalt gestaan. Later hebben we eindeloos gespeeld in de bunkers in de duinen. Toen het mijnenvrij was gemaakt konden we er gewoon in. Daar lag van alles! We zochten kogelhulzen met hele slaghoedjes om op de tramrails te leggen. Als de tram er overheen reed, hoorde je een grote knal. Dan stopte de tram en kwam de bestuurder boos achter ons aan.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892