Erfgoeddrager: Stijn

‘We moesten altijd lachen om die dikke Duitsers met korte broekjes de sportvelden’

Als we vanaf de Corantijnschool door het Rembrandtpark lopen, zien we de flat waar Henk Nonnekes nu woont al boven de bomen uit. We zoeken zijn naam op en bellen aan, met de lift gaan we naar de 11e verdieping. Wat Thom, Stijn en Max meteen opvalt, is het geweldige uitzicht vanaf deze hoogte. Over het park, helemaal tot aan de Westermoskee en de Westertoren. Henk Nonnekes woont al 43 jaar in deze flat, maar tijdens de oorlog woonde hij in de Jan van Galenstraat.

Hoe was het begin van de oorlog?
Achter mijn huis was het toen nog niet bebouwd. Er waren landerijen en de Admiralengracht was nog een soort moeras. Over de Hoofdweg heb ik de Duitsers binnen zien komen, als jongetje vind je dat best spannend. In het begin ging het leven eigenlijk gewoon door. Ik ging eerst naar de Visserschool, maar later moesten we naar de Columbusschool, toen liepen er varkens in onze gymzaal. Tijdens de oorlog ging ik naar de Mulo, maar later was er helemaal geen school meer omdat er geen eten en verwarming was. Ik heb ook wel meegemaakt dat we moesten schuilen voor granaten. Als er vliegtuigen over kwamen, moest je voorzichtig naar buiten kijken want we moesten alles verduisteren. Ik heb een keer gezien dat er mensen werden doodgeschoten op straat, uit wraak. Wij moesten dan verplicht toekijken. Maar er gebeurde toch ook wel eens grappige dingen. Zo moesten wij altijd lachen als we op de sportvelden dikke Duitsers met korte broekjes zagen.

Wat is er met uw ouders gebeurd tijdens de oorlog?
Mijn vader moest eigenlijk werken in Duitsland, maar een vriend die op kantoor werkte heeft zijn papieren zoek gemaakt. Toen moest mijn vader onderduiken. Mijn moeder was huishoudster bij de joodse familie van Emden. Zij hadden een winkel aan de Kalverstraat. Bij hen thuis aan de Vondelstraat kwamen veel verzetsmensen over de vloer. Een keer was er een overval; ze waren op zoek naar iemand. Mijn moeder en een paar anderen zijn toen een week vast gehouden in dat huis, want ze hoopten dat de man die ze zochten langs zou komen. Die man had echter een speciaal fluitje en als hij daar geen antwoord op kreeg, wist hij dat hij niet naar binnen moest gaan. De vrouw van Emden had ook een vals paspoort als verpleegster, die lag in een lamp. Mijn moeder heeft dat paspoort toen stiekem gepakt en in kleine stukjes opgegeten zodat de soldaten het niet in handen kregen. Ze vertelde me later altijd hoe moeilijk de pasfoto weg was te krijgen.

Hoe heeft u de Hongerwinter overleefd?
Er was geen voedsel en geen gas en licht. We hadden een potkachel en daar gingen houtsnippers in. Met mijn moeder heb ik nog een leegstaand huis gesloopt voor het brandhout. We zijn ook naar Halfweg gelopen om linnen te ruilen voor meel. Dan maakten we koekjes van suikerbieten of we kregen van de gaarkeuken soep met schillen van tuinbonen. Ik hielp op de landerijen, dus we hadden wel wat groente. Er stonden altijd landwachten bij bruggen te wachten om die groente weer af te pakken van de mensen. Ik deed dan ’s avonds alle tassen op een boot en ging stiekem naar de overkant. Je realiseert je dan niet dat je eigenlijk veel gevaar loopt. Na de bevrijding was ik net op tijd weg toen ze gingen schieten op de Dam. Ik ging liever naar de Canadezen kijken op de Berlagebrug. Het is gek om zo’n heftige oorlog mee te maken. Ik hoop dat het nooit meer komt, want het is geen pretje. Nu mag je zeggen wat je wilt en die vrijheid moet je koesteren.

Brandeisfotografie.nl

Henk Nonnekes heeft speciaal voor de kinderen wat spullen geleend. Zo liggen er stapels oude boeken en hij heeft voor iedereen prenten gekopieerd die de jongens mee mogen nemen. Als we weggaan, lopen we nog langs zijn heiligdom: de ruimte waar hij zelf kaarten maakt. Als we weer in de lift naar beneden staan, zegt een van de jongens: “Ik mis hem nu al.”   

Erfgoeddrager: Stijn

‘De Duitsers klommen van balkon naar balkon en gingen de huizen binnen door openstaande ramen of deuren.’

Gerard Duijvestein is 6 jaar als de oorlog begint. Op school krijgt hij waarschuwingen over mijnenvelden: ‘Als je een bordje ziet met verboden toegang, loop niet over zo’n veld. Ook niet voor de grap, want dat is gevaarlijk!’ Door deze waarschuwingen leert Gerard dat hij soms voorzichtig moet zijn.

Wat weet u nog van de evacuatie van de Vogelwijk?
Wij woonden in de Vliegenvangerlaan. Eind 1942 kregen we een ontruimingsbevel. In december 1942 zijn we verhuisd naar Voorburg. Daar had mijn vader een huis gekocht. De meubels werden met paard en wagen verhuisd. In Voorburg gingen we ook naar een nieuwe school. Ik vond dat jammer om mijn oude klasgenootjes te verlaten. In eerste instantie waren mijn ouders van plan om na de oorlog weer terug te gaan naar de Vogelwijk, maar we waren zo gevestigd in Voorburg dat we daar zijn blijven wonen.

Was u bang voor de Duitsers?
In het begin van de oorlog hadden we nog weinig met ze te maken. We voelden wel dreiging, maar verder viel het mee. De Duitsers probeerden aardig te zijn tegen de Nederlanders. Zo werden er speldjes verkocht voor de winterhulp. Wij vonden die lichtgevende speldjes hartstikke mooi! Op die manier probeerden de Duitsers ons in te pakken. Ook hingen ze posters op de reclamezuilen als de Engelsen hadden gebombardeerd. Daar schreven ze op: ‘Van je vrienden moet je het maar hebben!’ Daarmee probeerden ze Nederlanders op te hitsen tegen de Engelsen.
Toen we in Voorburg woonden, kwam er meer oorlogsdreiging. Ik liep als jongetje niet veel gevaar, maar op straat zag je wel veel meer Duitsers. Soms gingen ze op zoek naar verboden spullen, bijvoorbeeld radio’s. Dan belden ze niet aan bij de voordeur, maar klommen ze van balkon naar balkon en gingen de huizen binnen door openstaande ramen of deuren. Zo konden ze de mensen overvallen. Daardoor ontstond er meer angst voor de Duitsers. Ik was ook bang voor de V1- en V2-raketten die werden afgeschoten. We luisterden altijd of het afschieten lukte of niet. In Voorburg is er ook een keer één raket neergekomen.

Heeft uw vader ook moeten werken voor de Duitsers?
Mijn vader viel binnen de leeftijd waarop mannen moesten werken voor de Duitsers. Omdat hij toch wat kwetsbaar en ziekjes was, is hij op bed gaan liggen met een doktersbewijs dat hij niet kon werken. Daarom hoefde mijn vader niet naar Duitsland.
Ik heb eens gezien hoe jonge mannen van straat werden opgepikt door de Duitsers. Zij werden bij elkaar gezet op het Malieveld. Daar vandaan werden ze met de trein naar Duitsland afgevoerd, om te werken. Aan omstanders werd gevraagd wie er in Rijswijk, Voorburg en andere plaatsen woonden. Dan konden zij briefjes meenemen, van die jonge mannen aan hun families. Toen ik ‘Voorburg’ hoorde, heb ik mijn vinger opgestoken en kreeg ik een briefje mee. Dat heb ik naar de ouders van die opgepakte jongen gebracht. Zij woonden aan de Van de Wateringenlaan.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892