Mevrouw Yvonne Terborg komt naar de Sint Antoniusschool in het centrum van Amsterdam, waar Zep, Maxime, Sil en Carmen haar opwachtten om haar te interviewen. De leerlingen bieden eerst een kopje thee aan en daarna gaat het interview van start.
Waar ging u naar school?
‘Mijn ouders werkten en woonden in het binnenland van Suriname, dat was echt de jungle. Freek Vonk gaat heel vaak naar Suriname, laatst zag ik een filmpje waarin hij een miereneter redt van een krokodil. Er is nog heel veel natuur daar, dat willen ze beschermen.’
‘In het binnenland had je huizen met daken van bladeren en mensen slapen in hangmatten, dus niet op een bed. Wij hadden wel een redelijk groot huis, maar er was maar een slaapkamer en een woonkamer en we sliepen op een grote mat in de slaapkamer.’
‘In het binnenland was geen school, dus als je leerplichtig was, dan moest je naar de stad. Dat was een dag lang varen. Toen wij 6 of 7 jaar waren, gingen we in de stad bij tantes wonen om naar school te gaan. Ik begon meteen in de tweede klas, want in het binnenland had ik al les gehad van mijn vader en moeder, dus ik was al voorbereid op de school. In de vakanties gingen we naar onze ouders. Het was heel leuk om daar naartoe te gaan, maar het was niet leuk om terug te gaan, we wilden liever bij onze ouders en broertjes zijn.’
Heeft uw familie met slavernij te maken gehad?
‘De stamvader van mijn moeder was een plantage-eigenaar, dus een slavenhouder en die kreeg een zoon met één van de slavinnen, dat was mijn opa, die was dus half wit half zwart. Toen hij werd geboren, was de slavernij net afgeschaft. Voor zover we hebben kunnen uitzoeken, weten we dat mijn vader afstamt van totslaafgemaakten, maar we weten niet precies waar zij vandaan kwamen.’
Hoe vond u het om naar Nederland te gaan?
‘In 1975 kwam ik hiernaartoe, toen was ik 28. Ik ben toen een paar maanden gebleven, maar ik wilde liever naar Suriname, want Suriname is een ontzettend leuk land. Het is lekker weer, iedereen heeft een groot huis met een erf. Maar ik kwam hier, omdat een deel van mijn familie al hier was, en om voor schoonheidspecialiste te studeren, want in Suriname kon dat niet. Omdat Suriname een kolonie van Nederland was, had ik al een Nederlands paspoort en ik sprak de taal.’
‘In Suriname had ik een kapperszaak en dat ging goed. Ik wilde uitbreiden met een schoonheidssalon. En toen kwam ik hier om een opleiding tot schoonheidsspecialist te doen. Dat was in 1981. Toen was het ook echt niet leuk meer in Suriname, omdat de militairen de macht hadden gegrepen. Desi Bouterse heeft toen een aantal mensen, die heel belangrijk waren voor het land, doodgeschoten. Dat waren de decembermoorden. Het was mijn bedoeling om na mijn opleiding terug te gaan, maar door die moorden ben ik hier gebleven. Dat is nu ongeveer 40 jaar geleden, dus ik woon langer hier dan dat ik in Suriname gewoond heb.’