Erfgoeddrager: Samuel

‘Oom en tante waren lid van de NSB’

Annemie Wolff fotografeerde mevrouw Niemansverdriet-Burghouts in 1943, toen zij drie jaar was. Ze zit op schoot bij haar opa, Pieter Antonie, naar wie zij – Petronella Antonia – is vernoemd. Mevrouw Niemansverdriet wist best nog wel veel over de oorlog. Zo wist ze dat ze altijd zo schrok van het luchtalarm. Ons interview vond plaats op de eerste maandag van de maand en het luchtalarm ging af.

Waar moet u aan denken bij het horen van het luchtalarm?
“Ik kan weer voelen hoe bang we waren. Als het luchtalarm nu één keer in de maand afgaat, dan schrik ik net zoals ik als klein kind schrok. We moesten dan altijd binnen blijven van vader. Schuilen in het trappenhuis, hadden we geleerd. Ik woonde met mijn vader en moeder en in 1944 kwam mijn zusje erbij. Opa Pieter woonde bij ons in de buurt en mijn tante en oom ook. Bij hen vond ik het altijd heel fijn.
Twee andere zussen van mijn moeder waren ook heel aardig, maar die waren met hun mannen lid geworden van de Nationaal-Socialistische beweging, de NSB. Mijn oudste tante en oom hadden een grote foto van Hitler in hun woonkamer, zij bewonderden hem enorm! Mijn vader vond dat vreselijk. Hij gaf les in Engels en Duits en mijn tante wilde van hem Duits leren, maar dat weigerde hij. 

Hoe vond u dat als kind?
“Ik vond dat moeilijk. Mijn oudste tante had zelf geen kinderen en was heel lief voor mij. Maar ik merkte natuurlijk wel dat er iets aan de hand was en dat mijn ouders boos op haar waren. Dat was heel verwarrend. Na de oorlog kwamen mijn oom en tante in een interneringskamp terecht. We konden ze daar niet opzoeken. Toen ze weer in Amsterdam woonden, ben ik ze blijven bezoeken. Ze bleven toch een soort tweede ouders voor mij. Maar hun NSB-lidmaatschap zat wel altijd in mijn achterhoofd, zelfs nog lang na de oorlog…”

Wat herinnert u zich van de bevrijding?
“De bevrijding herinner ik me nog goed. Overal was het feest. Vader nam me mee naar een groot bevrijdingsfeest op de Dam. Ik zat op zijn schouders. En samen gingen we naar de rand van de stad, waar de voedseldroppings waren. Vliegtuigen vlogen over en strooiden wit brood. Wat was dat heerlijk: dat witte brood dat zomaar uit de lucht viel, na die angstige eerste vijf jaren van mijn leven en de lange, koude Hongerwinter.”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Kinderen van de Anne Frankschool interviewen Petra Burghouts

 

 

Erfgoeddrager: Samuel

‘Twee vreemden zeiden dat ze mijn ouders waren’

Berdi Vieyra-Pront was nog maar een baby’tje van 14 dagen toen haar ouders haar moesten achterlaten. Omdat haar ouders van Joodse afkomst waren werd mevrouw Vieyra ondergebracht bij twee pleegmoeders, Cornelia Hennekam en Margaretha van Hinte. Ze weet daar niet veel meer van, maar haar pleegmoeders hielden dagelijks een dagboek bij van de drie jaar dat Berdi in hun leven was.

Hoe kwam u bij uw pleegmoeders terecht?
‘Mijn ouders en mijn pleegmoeders hadden allebei dezelfde huisarts, dr. Ben Sajet. Toen het mijn ouders duidelijk werd dat ze zelf moesten onderduiken, hebben ze aan dr. Sajet gevraagd of hij kon helpen om mij ergens onder te brengen. Zo kwam ik bij mijn pleegmoeders terecht. Bij hen heb ik drie jaar gewoond. Na de bevrijding kwamen mijn ouders terug. Ze hadden de oorlog overleefd en kwamen mij weer ophalen.’

Hoe was het om naar uw echte ouders terug te gaan?
‘Moeilijk. Meer dan drie jaar was ik het kind van Margaretha en Cornelia geweest. Dat waren mijn ‘Mammi’ en ‘Kokkie’. Nu stonden daar twee vreemden die zeiden mijn ouders te zijn. Toen begon mijn oorlog. In het dagboek schreven mijn twee pleegmoeders op 6 mei 1945, over mijn naderende vertrek:
Gisteren kwam Tante Thea vertellen dat mijn eigen ouders me wilden zien. Cor is de hele dag van streek geweest (…) Het is natuurlijk een hard gelag, maar de tijd zal het leren en doen vergeten.’

Waar moest u het meeste aan wennen toen u weer bij uw ouders woonde?
‘Bij mijn pleegmoeders had ik altijd de volle aandacht gehad, maar bij mijn ouders was dat anders. Ik kreeg een broertje en een zusje erbij en er waren vaak neefjes en nichtjes in huis. Daarbij leden mijn ouders enorm onder het verlies van hun familie.  Ik voelde me nooit helemaal het gewenste kind van mijn ouders en wél het gewenste kind van mijn pleegmoeders. De relatie tussen mijn ouders en pleegmoeders was verschrikkelijk slecht. Ik wilde altijd maar terug naar Kokkie en Mammi maar ik mocht ze niet bezoeken. Pas toen ik acht jaar was, kon ik ze wekelijks opzoeken. Iedere keer als ik kwam, las Mammi een stukje voor uit het dagboek dat ze voor mij hadden bijgehouden.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892