Erfgoeddrager: Salim

‘Ik zag de oorlog als één groot avontuur’

Rodaina, Salma en Salim van Spring High zitten nog niet eens als Gerrit Kalkhoven (1924) al begint te vertellen over zijn leven tijdens de oorlog. Meneer Kalkhoven haalt een mapje tevoorschijn met zijn oude persoonsbewijs, distributiekaarten, voedselbonnen en prachtige foto’s van vroeger. Er komen koekjes op tafel en het interview kan nu écht beginnen!

Moest u onderduiken tijdens de oorlog?
‘Op een gegeven moment werd ik opgeroepen om in Duitsland te moeten werken. Daar heb ik me aan onttrokken. Ik was een schoolvriendje van vroeger tegen gekomen, Dickie, en via hem ben ik terecht gekomen bij een scheepsreder. Ik kon op een schip als matroos aan de slag. Ik moest me melden in Best, onder Nijmegen. Ik kwam daar op de werf en ik zag dat het schip helemaal onder de kogelgaten zat. De schipper kreeg opdracht om naar Engeland te varen, maar dan moesten we via de Schelde. Daar werd elke dag geschoten door Engelse vliegtuigen, daarom zag het schip er al zo uit. We gingen de Maas op en we kwamen bij Rotterdam. Dat was mijn enige kans. Ik ben gevlucht en heb eerst twee tot drie dagen in een hotel in Rotterdam gezeten. De volgende morgen deed ik mijn laarzen aan om de straat op te gaan om eten te zoeken. Ik had op een gegeven moment zo’n pijn aan mijn voeten. Toen kwam ik tot de ontdekking dat ik mijn linkerlaars aan mijn rechtervoet had en de rechterlaars aan mijn linkervoet. Ik was zo op van de zenuwen dat ik mijn schoenen niet eens normaal aan had kunnen doen.’

Heeft u wel eens razzia’s meegemaakt?
Nadat ik in Rotterdam had gezeten, ben ik teruggegaan naar mijn ouders in Amsterdam waar ik de rest van de oorlog ben gebleven. Dat was voor mij de moeilijkste tijd, want toen begonnen de razzia’s. Ik liep een keer van mijn werk naar huis met een vriendje. Onderweg was er een mevrouw en die vroeg aan ons of wij haar tas wilden dragen. Dat wilden we wel en in ruil daarvoor kregen we een appel van haar. Toen zagen we vanuit de verte dat er een razzia gaande was. Ze joegen alle mensen op. Wij zagen dat gelukkig van ver dus wij zetten die tas neer. Die vrouw was verschrikkelijk verontwaardigd want wij hadden wel die appel aangenomen maar nu lieten we haar in de steek. We liepen snel de andere kant op en zo ontsnapten we. Mijn broer was wel opgepakt voor de arbeidsinzet. Hij moest naar een strafkamp. Thuis waren we blij toen er eindelijk bericht kwam over hem. Op een dag kwam hij opeens de hoek omlopen, terwijl hij bijna vier jaar in een kamp had gezeten!’

Was u wel eens bang?
‘Nee, je was alert, verschrikkelijk alert. Je was nooit veilig op straat. Mijn moeder was altijd ongerust of ik wel thuis zou komen. Ik wilde niet thuis blijven, dat kon ik niet. Ik wilde werken, zodat ik iets te doen had. Er liep wel familie op straat en die hadden me dan weer zien lopen. Dan gingen ze langs mijn moeder om haar gerust te stellen. Omdat ik jong was, zag ik die oorlogsperiode ook als één groot avontuur. Dat wil ik eerlijk zeggen, hoor. Ik ging op pad om eten te zoeken. Dat was ook avontuur. Bij de boeren gingen we aardappels zoeken in de velden. Bij sommige boeren werden we meteen binnengelaten en kregen we te eten. Maar ik heb ook wel eens meegemaakt dat een boer zijn hond op me afstuurde. En ik ben ook wel eens terechtgekomen bij een boer waar ik ‘s nachts mocht slapen in het hooi. Ik kwam die stal binnen en de hele ruimte lag al vol met mannen. Dat bleken mannen van verzetsgroepen te zijn.’

          

Erfgoeddrager: Salim

‘Fijne sliertjes suikerbiet’

Wij hebben mevrouw Henny van ter Meij geïnterviewd over de oorlog. Ze heeft ons ook wat laten zien uit die tijd. Ze vertelde ons namelijk dat haar gezin toen niet alleen de radio moest inleveren, maar ook twee koperen bloempotten. Eén bloempot heeft de familie kunnen verstoppen. Zeventig jaar later kon mevrouw Van ter Meij die ene bloempot nog aan ons laten zien.

Hoe was het leven in uw buurt tijdens de oorlog?
“Ik woonde met mijn ouders en mijn jongere broertje in de Tweede Atjehstraat op de tweede verdieping. Je kon in onze buurt goed buitenspelen, we hadden altijd de vrijheid om op straat te komen. Ik herinner me dat we gingen knikkeren, hinkelen en touwtje springen. Vlakbij ons was het Muiderpoortstation. Ik heb meerdere malen vanuit mijn raam kunnen zien hoe Joodse mensen daar werden verzameld. Als iedereen er was, stapten ze in een trein. Het was moeilijk om te zien, maar ik bleef toch kijken. In ons gezin praatten we wel over deze gebeurtenissen, ook over de spullen die we moesten inleveren. Zoals de radio en de bloempotten. Maar buiten het huis moest je oppassen met wie je praatte. In onze straat was de kapper een NSB’er en de schoenmaker een Rijksduitser (een echte Duitser). Dus ik lette goed op tegen wie ik wat zei.”

Bent u wel eens met honger naar bed gegaan?
“We hadden niet genoeg eten, maar ik kan me niet herinneren dat ik met honger ging slapen. We aten vaak suikerbieten. Mijn grootouders hadden zo’n vleesmolentje en zo maakten we er fijne sliertjes van. Het was niet lekker. Ook moest ik wel eens tulpenbollen eten. We hadden het geluk dat we familie hadden buiten Amsterdam, zo kregen we af en toe ook wat groenten. De Hongerwinter was dus niet fijn, maar we hadden niet alleen honger. We hadden bijna niets meer: geen schoenen, geen kleding, geen licht, geen gas en geen stroom. Van mijn grootmoeder kreeg ik een jurk van de bedstee gordijnen en ik had schoenen die van papier gemaakt waren. We hadden dus van alles niets.”

Heeft u de Duitsers kunnen vergeven?
“Je kan niet altijd boos blijven. Hitler en de SS’ers waren vreselijke mensen, maar deze boosdoeners zijn er gelukkig niet meer. De Duitsers van nu zijn best aardige mensen. Ik vind het goed dat we nog jaarlijks herdenken, maar zelf ga ik nooit naar de herdenking op de Dam. Het gaat mij teveel kriebelen. Ik hoef dat niet meer.”

Erfgoeddrager: Salim

‘’Omdat ik vriendelijk en beleefd was tegen de boeren, kreeg ik altijd wel wat te eten mee’’

Soufiane, Salim en Maliha fietsen vanaf hun school De Klimop naar verzorgingstehuis De Die waar ze hun interview hebben met Dolf van der Veen. Het is handig en fijn dat hij foto’s van vroeger heeft meegenomen. Die helpen goed zijn verhaal te begrijpen. Hij vertelt over de eindeloze fietstochten die hij tijdens de oorlog maakte om eten te halen bij de boeren. Na afloop eten de kinderen de paaseitjes die ze voor Dolf de Vries hebben meegenomen, samen met hem op.

 

­

Kende u Joodse mensen?
“Mijn beste vriend op school was Joods. In die periode zaten veel Joodse kinderen bij mij in de klas. Veel kinderen kwamen opeens niet op school en kwamen ook niet meer terug. Eerst denk je nog dat ze ziek zijn. Maar als ze dagen niet op school komen, weet je wel dat ze niet meer terugkomen. Met mijn vriendje gebeurde hetzelfde. Op een dag kwam hij niet meer op school en heb ik hem nooit meer gezien. Later ben ik nog langs zijn huis gegaan en maar dat was helemaal leeg. Na de oorlog ben ik gaan onderzoeken wat er met hem is gebeurd en ben ik erachter gekomen dat hij tijdens de oorlog is overleden.

Heeft u honger gehad tijdens de oorlog?
“Tijdens de oorlog ben ik veel op pad geweest om eten te zoeken en halen. Ik had twee jongere broertjes thuis dus zorgde ik, samen met mijn vader, voor het eten. Dat deed ik vaak op de fiets. Mijn fiets had geen echte banden meer, maar mijn vader had touw om de velgen gemaakt zodat ik er toch nog op kon fietsen. Ik heb talloze tochten gemaakt. Zo gingen mijn vader en ik naar Uitdam om een flesje melk te halen. Als we deden alsof we buren waren in plaats van vader en zoon, kregen we twee flesjes melk. Ook ben ik op de fiets naar Friesland geweest. Via de Afsluitdijk, die wel 30 kilometer lang is, ben ik langs boeren gegaan om voedsel te vragen. Vaak had ik dan spullen mee zoals beddengoed om te ruilen voor eten. Ik weet nog goed dat als ik een stal binnenstapte, het er zo heerlijk warm was. Omdat ik vriendelijk en beleefd was tegen de boeren, kreeg ik altijd wel wat te eten mee. Ook mocht ik vaak in de stal blijven slapen omdat ik lange tochten maakte. Dan mocht ik achter de koeien slapen. Als ik dan wakker werd, zat ik onder het bruin. Haha, dat krijg je als je achter koeien slaapt. Dan zit je wel eens onder de koeienvlaai.”

Hoe was de bevrijding?
“Dat was erg leuk. Ik kan mij nog herinneren dat ik chocolade heb gegeten. Rond de Bevrijding zat ik in Friesland, in het dorpje Broek onder Akkerwoude. Samen met mijn nichtje logeerde ik bij een aardige onderwijzer en zijn gezin. Het was een hele tocht om er te komen. Met een bootje zijn we over het IJsselmeer gevaren en hebben we nog een stuk gefietst. Daar aangekomen waren we zo koud, zo moe. Ik kan mij nog goed herinneren dat er in de kamer een glazen salontafel stond met een bloemenvaas erop. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik die zo voor mij. Nu heb ik er zelf ook een glazen tafel in huis. Sommige dingen, kleine dingen, van de oorlog zijn mij heel goed bijgebleven.”

Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink
Foto: Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892