Erfgoeddrager: Nolan

‘Er was weinig werk en er was weinig vrijheid in Marokko’

De leerlingen van het Montessori Kindcentrum Oostzanerwerf  in Amsterdam-Noord Margriet, Tanem, Curtis en Nolan  hebben  Abdou Menebhi geïnterviewd. Ze vonden het heel dapper dat meneer Menebhi in Marokko tegen mensen in durfde te gaan en deelnam aan demonstraties.

Waarom wilde u naar Nederland komen?
‘Ik kwam hier toen ik ongeveer 17 jaar was, heel jong. Ik had in Marokko niet zo’n goede toekomst. Er was weinig werk en er was weinig vrijheid in Marokko. Het was echt een dictatuur. De politie beschermt mensen wel als je demonstreert. Ze treden niet altijd goed op, bijvoorbeeld als er gecontroleerd wordt omdat je een kleur hebt of moslim bent.
Eerst ging ik naar Parijs omdat ik ook Frans spreek, maar in Nederland zaten al vrienden en die vroegen of ik ook naar Amsterdam wilde komen.’

 Was u toen illegaal?
‘Ja ik was illegaal en had dus geen papieren. Met een groep Marokkanen die ook geen papieren hadden zijn we opgevangen in de Mozes en Aäronkerk. Het voelde echt als een familie. Als je illegaal bent mag je helemaal niks. Niet werken en je hebt nergens recht op. Een groep ging zelfs in hongerstaking. We wilden niet uitgezet worden en de solidariteit in Nederland was toen heel groot. Actiegroepen, politieke partijen iedereen was solidair. We kregen eten en spullen en iedereen was met ons begaan. Krakers, studenten, iedereen! We stonden met een foto in de krant en het heeft gewerkt. De hele groep kreeg een verblijfsvergunning. Dat was een bijzondere tijd. Nog steeds heb ik goed contact met deze mensen en ken hun kinderen ook goed.’

Waar is uw thuis?
‘Amsterdam is echt mijn stad geworden. Hier ben ik thuis. Ik ga heel regelmatig naar Marokko om mijn familie en vrienden te bezoeken. Ook daar vind ik het heel fijn. Het is voor mij een lekker, warm vakantieland geworden. Toch wil ik na een tijdje heel graag weer naar huis en dat is dan Amsterdam in Nederland. Economisch gaat het hier misschien wel beter, maar sociaal niet. De mensen zijn harder geworden en er is nog steeds discriminatie.’

We hoorden dat u Wilders heeft aangeklaagd, klopt dat?
‘Ja! Hij heeft uitspraken gedaan in het openbaar die racistisch zijn en dat mag niet. Hij haat moslims en wil het liefst dat Nederland wit is. Hij had al eerder uitspraken gedaan, maar nu ging hij te ver. We hebben een rechtszaak aangespannen. De rechter heeft uiteindelijk pas na vier jaar uitgesproken dat de uitspraak van Wilders racistisch was. Hij hoefde niet naar de gevangenis.’

Erfgoeddrager: Nolan

‘Iemand vroeg: ‘Ben jij Joods?’ Ik zei: ‘Vroeger wel, maar nu niet meer.’’

Wij interviewden Herbert Sarfatij. Hij kwam bij ons op school en kon echt goed vertellen. We waren verbaasd toen hij zei dat hij als klein kind ook een ster wilde dragen.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
“Mijn vader was zeeman bij de koopvaardij en werd al in 1939 naar Amerika gestuurd, om uit de handen van de Duitsers te blijven. Ik was nog heel klein toen de oorlog begon, maar ik herinner mij dat alles verduisterd was. Ook de vliegtuigen die overvlogen en het geluid als er iets geraakt was. De dag daarna vonden wij dan scherven op straat en op de daken. Bij de Gooiseweg zaten veel veel Duitse soldaten, ze marcheerden door de buurt en zongen strijdliederen.”

Hoe was het voor u als Joods jongetje in de oorlog?
“Mijn hele familie is Joods, op een gegeven moment moest iedereen een ster dragen, behalve ik. Ik was nog te jong. Ik was heel jaloers op mijn oudere broer die er wel eentje op moest, want ik vond hem erg mooi. In 1943 moesten we onderduiken. De eerste keer gingen we met z’n drieën, mijn moeder, broer en ik. Ik zei tegen iedereen: ‘Ik ben Joods, jij ook?’ Dat was gevaarlijk, dus moest ik daar weg. Toen iemand vroeg: ‘Ben jij Joods?’, zei ik: ‘Vroeger wel, maar nu niet meer.’ Ik vond het reuze interessant. Ze hebben mij nogmaals ingeprent dat het gevaarlijk was en dat ik nooit mocht zeggen dat ik Joods was. Ik kwam alleen in Friesland terecht, was zogenaamd een evacué uit Rotterdam en had een valse identiteit. Toen een volwassen iemand mij vroeg of ik Joods was, heb ik volgehouden dat ik dat niet was. Toen was het goed en kon ik blijven.”

Hoe kwam u in Friesland terecht?
“Er was een organisatie die kinderen liet onderduiken. Drie zusters, studentes, werkten daarvoor. Een van hen bracht mij met de trein naar Friesland. Er was daar een huisarts die de kinderen verdeelde over verschillende huizen. Het hele dorp wist ervan. Ik kwam terecht bij een weduwe met meerdere kinderen. Ze zagen in mij een speelkameraadje voor het nakomertje. Je kreeg een valse naam die op je eigen naam leek. Ik heette Egbert. Ook was de geboortedatum hetzelfde, zodat  je je niet kon vergissen. De boerderij waar ik kwam was erg eenvoudig. Ik was als stadsjongen niet gewend aan het primitieve. Ik kreeg nekkramp en was bijna dood.”

Was u bang tijdens de onderduik?
“Ik was nog jong en heb al snel een knop in mijn hoofd omgedraaid. Ik kon mij goed aanpassen. Het was ook heel plezierig in die familie. Ik ben wel een keer heel erg bang geweest: toen ik weer beter was ging ik helpen op het land. Ik zag vanuit de verte een Amerikaanse bommenwerper aankomen. Hij vloog heel laag en kwam steeds dichterbij, steeds lager. Uiteindelijk vloog hij vlak over het huis en het scheelde maar een haar of hij crashte op het huis. Ondertussen sprongen er mensen uit. De piloot dacht dat iedereen eruit was en sprong zelf als laatste, maar er bleken nog drie mannen in te zitten. Zij zijn omgekomen. De piloot werd snel bij ons naar binnen gebracht. Het vliegtuig was tijdens een bombardement op Emden geraakt en probeerde terug te komen. De piloot is uiteindelijk door de Duitsers opgepakt.”

Heeft u uw familie nog teruggezien?
“Omdat ik zo goed was ondergedoken, met valse identiteit, duurde het lang voordat ze wisten waar ik zat. Op een dag moesten mijn onderduikvriendje en ik naar de kapper, dat vonden we vreemd, want dat deed je niet zomaar. Toen ik weer op de boerderij kwam zaten daar twee mensen die mij vreemd waren. Ik vroeg in het Fries, want dat sprak ik alleen nog maar: Wie zijn dat? Mijn moeder was in tranen. Ze lieten een foto van mijn broer zien, die herkende ik wel. We zijn naar Amsterdam gegaan. Onze spullen waren voor de onderduik in bewaring gegeven bij buren. We hebben alle spullen teruggekregen. Behalve ons huis, die werd bewoond door andere mensen.”

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892