Erfgoeddrager: Kyra

‘Ze hebben hun dochtertje toen Loesje genoemd, mooi he?’

Kyra, Tatum en Noa van basisschool ’t Karregat in Eindhoven hebben zich goed voorbereid en vertellen daar van alles over in de auto. Wim van der Loo, die 9 jaar was toen de oorlog begon en aan de Koekoeklaan woonde, woont nu in een mooi seniorencomplex met uitzicht op het park. Bij binnenkomst ontvangst hij heel hartelijk de kinderen en laat ze het appartement bewonderen dat vol staat met mooie spullen en vooral keramiek. Keramiek is zijn grote liefhebberij en hoort als een rode draad bij zijn leven. De kinderen krijgen bij het afscheid een zelfgemaakt keramieken lieveheersbeestje mee als aandenken.

Hoe was het in de oorlog en hoe oud was u?
‘Ik was de oudste van zeven kinderen, na de oorlog zijn er nog twee zussen geboren. Er waren dus vele mondjes te voeden. Mijn ouders hadden een winkel in glas en porselein in de binnenstad. We gingen met een grote kinderwagen gingen langs de boeren in Nuenen en Nederwetten voor eten. Heel soms werden spullen uit de winkel geruild met boeren voor eten, zoals een cassette tegen boter. Thuis had iedereen een eigen boterpotje om alles eerlijk te verdelen. Het bonnensysteem werkte ook prima. Na de oorlog lag de distributie plat, er waren geen kolen meer en eten en drinken werd ook schaars. Op de Fuutlaan stonden komkommers en tomaten in kratten maar die konden niet verdeeld worden omdat het te gevaarlijk was op het placement. We bouwden forten van de houten kratten en we hielden een tomatengevecht met wat jongens uit de buurt. Het was best een leuk tijd voor een jongen van mijn leeftijd voor ouderen was het echt anders en soms levensbedreigend.’


Vertel eens over de bevrijding?
‘Op 18 september werd Eindhoven bevrijd. We zagen vanuit het noorden de Amerikanen en vanuit het zuiden de Engelsen. Daar zijn veel foto’s van in archieven. De stad was vol met twee strijdmachten die elkaar ontmoetten, vol militairen en transport- en munitievoertuigen. Erg mooi om te zien en mee te maken, zeker voor mij als kleine jongen, we juichten en zwaaiden met veel enthousiasme naar ze. Maar op 19 september ‘s avonds om 9 uur kwamen er Duitse bommenwerpers aan, ik kon dat aan het geronk horen. Trossen met lichtkogels werden uitgegooid, die werden ook wel pathfinders genoemd in het Engels. Ze markeren plekken om te weten waar de bommen gegooid moesten worden. Er zijn die dag 227 Eindhovenaren omgekomen. Dat was erg heftig.’

Wat is het ergste dat u is bijgebleven?
‘Dat is een mooie vraag en zal ik eerlijk vertellen. Op de dag van vandaag ben ik daar nog mee bezig, we hadden geen psychische hulp namelijk zoals nu. Ik wist dat dit foute boel was toen de lichtkogels naar beneden kwamen en rende naar huis. Ik haalde de kelder niet, maar wel de gang. Deze had stevige muren. Een minuut later begonnen de bombardementen. We hoorden de bommen fluiten en we wisten dat als het geluid op het laatste moment naar boven gaat, zoals pfff uut, dan weet je dat het heel dichtbij zijn. Er volgde een enorme klap en in ons huis vlogen alle ruiten eruit. De buren kregen een voltreffer en de achterburen ook, maar daar vloog het huis ook in brand. Loesje van Ketel en familie zaten in de kelder, de gasleiding was gebroken en er is toen brand ontstaan. Alle zeven mensen zijn levend verbrand in de vlammenzee. Met Loesje speelde ik mee op straat, knikkeren en verstoppertje en andere leuke spelletjes.’

Wat betekent die gebeurtenis voor u nu?
‘Ik heb altijd een zwak gehad voor Loesje, we zaten samen op dezelfde school. Ze is begraven op de Oude Toren, maar dat wist ik eerst niet dus ging ik op 19 september een bosje bloemen neerleggen bij het kelderraam van het huis dat op de oude plek nieuw gebouwd was, zo om de 2 à 3 jaar. En 15 jaar geleden heb ik dat ook nog gedaan. Een man kwam toen naar buiten en vroeg me waarom ik dat deed en heb ik het hele verhaal verteld. Hij en zijn vrouw hadden drie kinderen en toen ze weer in verwachting waren, hebben ze hun dochtertje Loesje genoemd, mooi he?

Dit is echt gebeurd in mijn leven en ik heb nog steeds contact met deze man. Hij zorgt ervoor dat de graven op de begraafplaats verzorgd zijn. De namen van de omgekomen mensen in de kelder staan ook in de banken op het stadhuisplein. Het heeft allemaal diepe indruk op mij gemaakt maar professionele hulp was er niet, dat heb ik zelf moeten verwerken en je merkt aan mij het dat het me nog veel doet, deze gebeurtenis.

Mijn vrouw is recent ook begraven op de Oude Toren. Ik kom daar regelmatig, ook voor de militairen die daar begraven liggen. Zij hebben hun leven gegeven zodat wij in vrijheid kunnen leven. Ook wat nu in de wereld gebeurt heeft parallellen met de Tweede Wereldoorlog en ik hoop oprecht dat het jullie bespaard zal blijven.’

Erfgoeddrager: Kyra

‘Ik wilde graag de straat op om de bevrijding te vieren’

Kyra, Dean, Raf en Deliana van basisschool de Kring in Maastricht staan vol van verwachting voor de dichte deur van de Arriva-bus die op hun schoolplein geparkeerd staat. In deze bijzondere omgebouwde bus zit Netteke Costongs (1931), veilig maar goed zichtbaar achter een spatscherm, in een sierlijke fauteuil, nippend aan een kopje koffie te wachten op haar erfgoeddragers. Trots vertelt ze de kinderen bij binnenkomst dat zij zichzelf vorig jaar herkende op een bevrijdingsfoto op de achterkant van deze lijnbus.

Hoe bent u op de bevrijdingsfoto beland?
‘Toen de Amerikanen met jeeps de straten in reden om Maastricht te bevrijden, wilde ik graag de straat op om de bevrijding te vieren. Maar mijn ouders vonden me te jong en ik moest weer naar binnen komen. Toch werd ik samen met mijn vriendinnetje, buurjongen én de Amerikanen vastgelegd op een foto op de hoek van de Wycker Grachtstraat, schuin tegenover waar ik woonde tijdens de oorlog. Op de foto stond ook de grootvader van de vrouw van gouverneur Theo Bovens. De ouders van deze vrouw waren ingekwartierd bij mijn ouders. Na het bombardement in Wyck lag deze hele buurt plat. Er waren ongelofelijk veel doden. De lijken werden onder het puin gehaald en naar het Vrijthof gebracht. De kisten met de overledenen stonden daar opgestapeld onder de bomen. Ik herinner me nog goed wat een vreselijke reuk dit gaf. Nadat ik mezelf op de foto van de bus herkende, mocht ik bij de gouverneur op de koffie komen. Voor het eerst ging ik praten over de oorlog, daarna ben ik flink ziek geworden. Wel zes weken lang. De dokter vertelde mij dat ik een trauma heb, maar toch vond ik het heel gezellig bij de gouverneur.’

Hebt u veel soldaten gezien?
‘Naast de Amerikaanse soldaten die ons uiteindelijk bevrijd hebben, stonden er voor ons huis dagenlang twee Duitse soldaten. Mijn ouders hadden een bakkerij en toen er een groep Belgische soldaten passeerden die bijna niet meer op hun benen konden staan van de vermoeidheid, heeft mijn vader hun brood toegegooid. Toen kwamen er twee soldaten van de SS met een geweer die mijn vader vertelden dat ze hem op de plaats zouden neerschieten als hij meer brood zou gooien. Ze hebben drie dagen lang voor onze deur de wacht gehouden, en mijn vader durfde geen brood meer weg te geven. Gelukkig hebben wij nooit honger gehad, dat hadden ze wel boven de rivieren. Daar aten ze zelfs bloembollen. Maar wij hadden brood en konden dit ruilen met de buren, die hadden een kaaswinkel. In de straat was ook een frituur, deze hadden de Duitsers gevorderd. Iedere avond kookten zij daar voor de compagnie. Het eten dat achterbleef in de keuken, werd door de eigenaren van de frituur via een luik s’ avonds uitgedeeld aan de buurt. Naderhand verbleven de Amerikanen in deze keuken, toen heb ik voor het eerst Amerikaans eten geproefd.’

Was u bang tijdens de oorlog?
‘Zolang het luchtalarm niet afging, konden wij gewoon buiten spelen. Ik was te jong om mee te krijgen wat de impact van de oorlog was. Wél voelde ik de angst van mijn moeder, dat vond ik vreselijk. Dit werd helemaal duidelijk toen de bommen vielen. Ze hadden de brug kapot gebombardeerd dus we konden ook niet naar school. Vanaf dat moment heb ik drie maanden les gehad in de Rechtstraat, waar twee winkels werden gebruikt als klaslokalen. Mijn moeder besloot toen om mij naar Heerlen te brengen, naar mijn tante. Daar zouden we veilig zijn. Na vijf dagen keerden we terug naar Maastricht. Toen begonnen de bombardementen op Heerlen, we waren net weg. We hebben geluk gehad. Terug in Maastricht naderde het einde van de oorlog. Twee jongens die gevlucht waren uit Den Haag en zich verschuilden in onze kelder, zijn tot aan het einde van de oorlog bij ons thuis geweest. Maar de bovenbuurvrouw ontving Duitse soldaten. Zij namen de jongens mee, schoren hun hoofd kaal en namen ze gevangen op het Vrijthof. Aan het einde van de oorlog werden veel mensen verraden.’

Erfgoeddrager: Kyra

‘Naast ons woonden Duitsers’

Jan Jansen heeft foto’s en een knijpkat meegenomen naar de Twiskeschool in Amsterdam-Noord. Tarik, Youri, Bo en Kyra zitten al klaar voor het interview. Meneer Jansen vertelt dat hij in de oorlog in Tuindorp-Oostzaan woonde, op een terrein waar ook Duitsers zaten. Hij was nog maar een baby toen de oorlog uitbrak. ‘Ja’, zegt ie, ‘dan weet je nog niet zoveel hè… Maar ik heb wel verhalen gehoord van mijn zusters en ouders.’

Met hoeveel mensen woonde u in een huis?
‘We kwamen uit een groot gezin: met vader en moeder erbij waren we met twaalf mensen. Wij woonden in een huis dat eigenlijk van het leger was. Het stond op een terrein waar ook munitiemagazijnen waren. Er omheen stond een groot hek. Je mocht er niet zomaar in, je moest eerst op een belletje drukken.’

Heeft u meegemaakt dat de Duitsers bij u binnen kwamen?
‘Dat gebeurde zeker, want er woonden Duitsers in het huis naast ons. Dat hadden ze ingenomen en zij moesten het terrein bewaken. Soms kwamen ze dan bij ons thuis. Die jongens namen me gezellig op schoot. Ik was nog maar een peutertje en vond dat best leuk. We hebben dus nooit last van ze gehad. We werden eerder door hen beschermd.’

Hoe verliep de oorlog voor uw ouders?
‘Bij ooms en tantes van mij zaten Joodse mensen ondergedoken, maar vanwege de Duitsers naast ons kon dat bij ons niet. Mijn ouders hadden wel zorgen. Er was weinig te eten, maar wij hadden wel het geluk dat we een tuintje hadden met aardappelen en sla. Mijn oudere zuster hoorde op een dag dat mensen hun geweren moesten inleveren. Mijn vader had twee jachtgeweren. Ze is toen naar het kanaal gelopen en heeft ze in het water gegooid. Mijn vader was helemaal niet blij toen hij dat ontdekte, maar wat denken jullie? Op een dag ging hij vissen en heeft hij ze teruggevonden. Hij heeft ze toen alsnog ingeleverd. Dat was natuurlijk best spannend. Radio’s waren ook verboden, maar daar hadden we wel een oplossing voor. Mijn vader verstopte de radio in een berg vuile luiers. Die waren vroeger van stof en werden gewassen. Je kunt je voorstellen dat die soldaten heel snel doorliepen als ze die poepluiers tegenkwamen.’

Hoe was de bevrijding?
‘De lucht was vol met vliegtuigen die laag overvlogen en bij ons in de buurt voedselpakketten dropten. Zo’n pakket moest je inleveren bij een verzamelpunt. En daar werd het eten verdeeld. Chocoladerepen, blikken vlees uit Amerika…dat was natuurlijk heel bijzonder. Pas later werden de kleine kruideniers weer bevoorraad. Die Duitse jongens naast ons hadden het zo fijn bij ons gehad, dat ze huilden toen ze weer weg moesten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892