Erfgoeddrager: Johnny

‘Stiekem haalden we laarzen en helmen weg’

Johnny, Zainab, Faye en Yara kijken hun ogen uit bij Nol van der Hoorn. Op tafel liggen allemaal spullen; een Duitse helm, een echte bajonet, een persoonsbewijs en de Haarlemse krant van de eerste dag van de oorlog. Meneer van der Hoorn was twee jaar toen de oorlog begon. Hij was de jongste van dertien kinderen en hij woonde aan de Rozenprieelstraat.

Kan u zich het begin van de oorlog herinneren?
‘Het klinkt misschien gek, het moment dat de oorlog begon weet ik nog goed, ook al was ik pas twee jaar. Er was luchtalarm en ik werd in een deken gerold en samen met mijn broertje onder de trap in de kelder gelegd. Tijdens het luchtalarm gingen we altijd met de hele familie in de kelder schuilen. We waren zo arm als een kerkrat, net als veel andere mensen in de buurt. Maar alle buren hielpen elkaar altijd, het was één grote familie. In de buurt zaten overal winkeltjes.’

‘We speelden altijd buiten in de weilanden waar nu Schalkwijk ligt. Ook toen het Rozenprieel gebombardeerd werd in oktober 1940. We renden heel snel naar huis. Ons huis was gelukkig niet geraakt, maar het was echt een verschrikking. Een grote familie in een andere straat was in één klap weg. ‘

Hoe komt u aan deze spullen?
‘In de stoomwasserij op de Kampersingel sliepen Duitse soldaten. Mijn vriendje had een tuin tegen de achterkant van dat gebouw en dan kropen we stiekem naar binnen en dan haalden we laarzen weg en helmen. We hebben nog meer weggehaald, maar dat vertel ik niet. We waren kinderen. Kinderen konden bij de Duitsers geen kwaad doen. Mijn vader maakte van die laarzen schoenen voor ons.’

Hoe kwamen jullie aan eten?
‘Er was veel honger in die tijd, want de Duitsers namen al het eten in. Iedereen was altijd op zoek naar eten. Opoe Sieraad had een prikstok en stond bij het lossen van de aardappelen bij de opslagplaats. De aardappelen die wegrolden, prikte opoe Sieraad op met haar stok. Toen schoot een mof op haar… Nou dat heeft hij geweten. Het hele Rozenprieel kwam op hem af! Hij wist niet hoe snel hij moest schuilen in de BLO-school.’

‘Er was ook eens iemand, een Duitse soldaat, die stoer wilde doen. Hij ging van de Rustenburgerbrug die open stond, springen, van de top. Hij viel plat op z’n buik op het water en moest meteen naar het ziekenhuis.’

Hoe heeft u de bevrijding gevierd?
‘De bevrijding was geweldig. Ik stond op de hoek van de Herenvest. Die Canadese soldaten kwamen uit Amsterdam. Het was een gekkenhuis. Ieder weekend hadden we feest. Dan was er een podium gebouwd in de Van Marumstraat en dan dansten neven van mij als Hawaï-meisjes met een rieten rokje met een bloemenkrans. Het waren mooie tijden. Mijn vader had de eerste prijs. Hij had een Rozenprieel voor de deur gemaakt: met dennengroen en rozen er doorheen, over de stoep zodat de mensen erdoorheen moesten lopen.’

 

   

   

Erfgoeddrager: Johnny

‘Een beetje brutaal’

Mevrouw Coby Spaan woont nog steeds in hetzelfde huis als tijdens de oorlog. Ze vertelde ons over haar Joodse buurmeisje, Alie. Toen Alie weggevoerd weg, kreeg Mevrouw Spaan haar rolschaatsen in bewaring. Alie heeft ze nooit kunnen ophalen, want ze is gestorven in het Kamp Vught. We bezochten samen de struikelsteentjes die voor Alie en haar familie geplaatst werden.

Hoe was het om op te groeien tijdens de oorlog?
“We hadden het vrij goed thuis. Mijn vader heeft altijd goed voor ons gezorgd. Hij kon aardig Duits spreken en was ook wel een beetje brutaal. Hij liet zich niet zomaar alles aanleunen door de Duitsers. Hij was een beeldenmaker en had een klant in Friesland. Daar stuurde hij dan beeldjes in hoge kisten naartoe. Deze kisten hadden een dubbele bodem en de man betaalde niet met geld maar in natura. De kisten kwamen dus zogenaamd leeg terug, maar in de dubbele bodem zat dan wat eten, zoals rozijnen en spek of gecondenseerde melk. Mijn moeder maakte daar dan rijstebrij van. De Duitsers hebben het nooit ontdekt en zo kwamen wij toch vrij goed de Hongerwinter door.”

Herinnert u zich ook iets leuks uit de oorlog?
“Overdag speelden we altijd buiten of in onze grote tuin. Bij andere kinderen moest je altijd weken van tevoren vragen of je mocht komen spelen, maar bij ons was dat nooit een probleem. Iedereen was welkom! Mijn vader had zijn atelier in de kelder en we mochten van hem ook met alles spelen, zolang we het maar opruimden. We konden dus kleien, verven of tekenen. Voor mijn zus was het echter minder leuk.  Zij was 15 jaar toen de oorlog begon en werkte in een chocoladewinkel. Toen de oorlog uitbrak mocht ze niet meer alleen naar buiten. Mijn vader was bang dat een Duitse soldaat haar zou verleiden of haar iets aan zou doen. Ze mocht niet langer werken in de chocoladewinkel, maar moest bij hem in het atelier gaan werken.”

Hadden jullie ook onderduikers?
“De zus van meneer Frank, die bij mijn vader werkte, zat bij ons ondergedoken. Ze verbleef in de werkplaats van mijn vader in de kelder en breide sokken voor ons. Dat was best spannend want boven ons woonden een Duitser en een NSB’er.  Die hebben haar nooit ontdekt. Toch heeft ze de oorlog niet overleefd. Ze wilde op een dag absoluut naar de kapper. Dit was natuurlijk niet heel slim, maar ze ging. Toen was er een razzia in de straat van de kapper en werd ze opgepakt. Ze is nooit meer teruggekomen.”

Struikelsteentjes voor Alie en haar familie

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892