Erfgoeddrager: Jennate

‘Op het station stapte mijn moeder uit en zag ze overal lichamen’

Sara, Rahiem, Jennate en Omar van De Kinderboom in Amsterdam-Noord interviewen Anita Kluge in de bibliotheek OBA Van der Pek. Mevrouw Kluge is in India geboren. Ze heeft daar lang gewoond, tot ze haar man ontmoette met wie ze eerst naar Duitsland verhuisde en toen naar Nederland. Het is een mooie ontmoeting. Zowel zij als de kinderen zijn meer dan één cultuur rijk en kunnen elkaar daarin ook goed vinden en begrijpen. En iedereen is het er over eens, ze missen het eten!

Wat mis u van India en wat vindt u hier juist mooi?
‘Ik kom net terug uit India. Het is lastig. Ik leef tussen twee werelden. Waar hoor ik thuis? Ik hou van mijn familie. Ik hou ervan als alles op orde is. Maar ik mis mijn ouders. Ze worden oud, ik wil voor ze zorgen, maar ik kan niet lang blijven. Dat is een probleem. Het is moeilijk, tussen die twee werelden.
Ik houd van eerlijkheid, rechtvaardigheid, gelijkheid. In mijn land worden vrouwen heel erg onderdrukt. Hier heb je het recht alles te zeggen, alles te doen wat je wil. Dat vind ik geweldig. Het maakt niet uit wat je aandoet, hoe je loopt, wat je doet. Niemand gaat jou raar aankijken. En alles is goed geregeld en geordend, dat is fijn. Maar soms mis ik de chaos van mijn land.’

Wat is er gebeurd met de fabriek in Bophal?
‘Het was een koude tijd, wintertijd. Het is in de nacht gebeurd. Een ontploffing van een giftig gas. De ramp eiste duizenden levens. Een giftig gas uit een bestrijdingsmiddelenfabriek kwam vrij. Ik woonde vijfhonderd meter van de fabriek vandaan. Mijn vader heeft ooit in dezelfde fabriek gewerkt. Hij wist dat er ooit iets zou gebeuren en had gezegd dat als dat zo was, we alle ramen moesten sluiten en de gordijnen nat moesten maken.
Toen het gebeurde was mijn vader in het vliegtuig onderweg naar Koeweit, om daar als gastarbeider te werken, mijn moeder had hem naar Bombay (het huidige Mumbai) gebracht. Ik was alleen thuis met mijn vier broers en zussen en mijn opa en oma. Beiden hadden een probleem met hun knie, ze konden niet lopen. Midden in de nacht riepen mensen ‘Wegrennen! Wegrennen!’. Dat konden wij dus niet. Ik heb besloten: ik ga niet naar buiten. Ik heb alle ramen gesloten, de gordijnen nat gemaakt. Het was een goede beslissing. Dat gas was zo giftig, alles was vervuild. Ze zeggen dat één nacht 20.000 mensen zijn overleden, maar het moeten er veel meer zijn geweest. Een van mijn vriendinnen lag tussen de lichamen. Er waren zo veel lichamen. Ze was bewusteloos en men dacht dat zij dood was. Ze hebben haar op een vrachtwagen gegooid. Er lagen lichamen op haar. Ze stikte bijna. Al haar familieleden zijn gestorven. Mijn vader was in Koeweit. Hij wilde terugkomen, maar mijn moeder heeft via de telefoon doorgegeven dat alles oké was. Voor mijn moeder is het vreselijk geweest toen ze terugkwam. Op het station stapte ze uit en zag ze overal lichamen. Ze huilde. Ze dacht dat wij het niet konden hebben overleefd, omdat wij zo dichtbij die fabriek woonden. Ze probeerde een chauffeur te vinden die haar zou willen brengen, maar niemand wilde daarnaartoe. Ze zeiden dat niemand het had overleefd. Ze zei ‘ik geef je alles wat ik heb’. Ze was zo gelukkig toen ze zag dat we allemaal leefden.’

Hoe is het opvoeden van kinderen geweest met de drie culturen?
‘Ze zijn met drie culturen opgegroeid. Hoewel het soms lastig is en je je vaak nergens helemaal thuis voelt, is het ook een enorm rijkdom. Ze hebben geen moeite foutloos Nederlands te praten. Ik sprak Engels en Duits met ze. Op de basisschool zeiden ze dat ik alleen maar Nederlands met mijn kinderen moest praten. Ik weigerde dat, omdat ik niet een taal wilde meegeven die ik niet goed sprak. Ze hebben direct van de Nederlandse juffen de Nederlandse taal en cultuur gekregen. Ik had Hindi moeten praten, dat is mijn fout geweest. Met mijn tweede dochter heb ik dat wel gedaan.
Ik heb besloten met mijn man dat we het beste van alle culturen zouden geven; alleen wat goed is. In India hebben ze bijvoorbeeld het kastensysteem. Dat hebben wij niet meegegeven. Bij ons is iedereen gelijk. De Duitsers zijn precies, ze zijn op tijd; dat hebben we meegegeven. Onze kinderen zijn precies! In Nederland zijn mensen heel direct, de dingen zijn zoals ze zijn. Je mag spreken, je mag discussiëren. Ik vind dat goed!’

Erfgoeddrager: Jennate

‘Als het luchtalarm ging moest ik snel naar binnen’

Basisschool De vier windstreken in Amsterdam-Noord staat op een plek waar vroeger alleen maar weilanden en landerijen waren. Moeilijk voor te stellen, maar Roudaina, Sahar en Jennate zijn goed op de hoogte. Ze weten waar ‘Oud Noord’ begint, waar Hans van ’t Veer vroeger tijdens de oorlog woonde. Meneer Van ‘t Veer groeide op in de Van der Pekbuurt, waar hij goed in de gaten werd gehouden door zijn ouders.

Hoe was het voor u als kind om in de oorlog te leven?
Toen de oorlog uitbrak was ik vier; ik wist helemaal niet wat oorlog was. Er vlogen vliegtuigen over en die hebben tanks met benzine en olie in brand gestoken. De Nederlanders wilden niet dat de Duitse bezetter daar gebruik van zou maken. Ik vond dat een prachtig gezicht. Vlammen en roet… Als ik buiten wilde spelen dan mocht dat wel, maar ik mocht niet ver weg. Alleen binnen mijn eigen blok mocht ik komen. Als er een luchtalarm was moest ik zo snel mogelijk naar binnen en dat gebeurde soms een paar keer per dag. Ik heb een paar keer horen schieten, maar niks gezien.’

Heeft u ook enge of andere vreselijke dingen gezien?
Het was natuurlijk toch een angstige tijd. Er is een keer een vriendje weggehaald met zijn familie. Ik zag dat er een vrachtwagen aankwam en er sprongen allemaal Duitsers uit. Een paar liepen naar de achterkant van de woning. Na een paar minuten zat de hele familie in die vrachtwagen. Ik vroeg aan mijn moeder of ze gingen verhuizen. Nee, zei mijn moeder, hij gaat even logeren. Later begreep ik dat hij nooit meer terug zou komen. Ik heb hem nooit meer gezien en zijn familie ook niet. Hij heette Marcel en was Joods.’

Hoe was het na de oorlog?
Na de oorlog kon ik gewoon door naar de volgende klas omdat ik tijdens de oorlog bij een leraar thuis les heb gekregen. De scholen gingen dicht omdat ze niet verwarmd konden worden: de kolen waren op. Soms hadden de Duitse bezetters de scholen ingepikt om als kazerne te gebruiken. De laatste twee jaar kreeg ik les van een onderwijzer, samen met twee andere jongens, van 9-13 uur in zijn woonkamer. Ik vond het niet zo leuk, want ik miste mijn klasgenootjes en het was best saai. Maar ik heb dus geen achterstand opgelopen. Mijn vader was slager en ‘betaalde’ op die manier die onderwijzer.’

Erfgoeddrager: Jennate

‘Ik heb de hele oorlog gebeden dat het gauw voorbij zou zijn’

Vanuit de openstaande balkondeuren kijken we uit op de brug over de Amstel en de bomen van de Weesperzijde aan de overkant. Hier groeide Fons Eickholt op. De muren hangen vol herinneringen. Op tafel ligt een advertentie uit de oorlog van de bakkerswinkel van de familie Eickholt. Jennate, Juultje en Obioma van basisschool De Springstok bekijken oude foto’s en bonnenboekjes. Meneer Eickholt wijst aan waar in zijn huidige woning Joden zaten ondergedoken.

 

Vindt u het moeilijk om over de oorlog te praten?
Ik heb er juist heel veel over geschreven. Ik was in de oorlog heel erg bang, het was een hele angstige periode voor mij. Ik zag door een gaatje in de verduistering de zoeklichten en hoorde steeds het zoemende geluid van vliegtuigen boven ons hoofd. Eén keer zag ik een vliegtuig naar beneden komen, ik stortte van schrik van de trap. Ik heb de hele oorlog gebeden dat het gauw voorbij zou zijn.

Wat herinnert u zich van het dagelijkse leven toen?
Ik was nog heel jong toen de oorlog begon. Het was een heel gedoe thuis, we moesten bijvoorbeeld samen op één kamer slapen. Eén zus sliep op de overloop. Je moest je in die tijd nog wassen met een teiltje. Mijn broer luisterde stiekem naar Radio Oranje. Boven woonden onze ongetrouwde tantes. Ik speelde wel met vriendjes die aan de andere kant van de Amstel woonden. Ik heb veel soldaten ‘rupsenpap’ aangeboden, samen met een vriendinnetje van mij. De meesten waren niet geïnteresseerd in ons. Eén soldaat was wel heel aardig. Soms was er een blokkade bij de brug over de Amstel, dan kon ik niet met mijn vriendjes spelen.
Het ergste wat ik me kan herinneren is dat mijn Joodse vriendinnetje van de overkant werd opgepakt door de Duitsers. Zij kwam helaas slecht terecht.

Had u tijdens de oorlog altijd genoeg eten?
We hadden een bakkerij, met ook een filiaal op de Weesperzijde 53. Mijn vader is altijd heel vrijgevig geweest, al werd dat op een gegeven moment wel moeilijker. Mensen konden hun bonnen inleveren zodat mijn vader dan van de verzamelde ingrediënten brood voor ze kon bakken. Op een gegeven moment is de kelder van de bakkerij, waar de oven stond, ondergelopen met water. Toen moesten we uitwijken naar het Afrikanerplein. Er was een voedseldropping van de voedselvoorziening geweest, met heel veel pakken taaitaai. Die werden op onze slaapkamers opgeslagen door m’n vader. Na de oorlog heb ik uit alle beschuitbollen, waar een glazuurtje over zat, een hap genomen. Mijn vader was heel verbaasd dat ik zoiets stouts gedaan had. Maar na al die taaitaai die ik in de oorlog had gegeten was dat zo lekker! 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892