Erfgoeddrager: Jared

‘Ik heb samen met mijn moeder een boom omgehakt’

Nico Keek was 6 jaar toen de oorlog uitbrak en herinnert zich nog van alles. Alleen kwam hij er een paar dagen geleden achter dat sommige dingen toch net anders waren gegaan dan hij dacht. In zijn herinnering was hij met een sleetje op pad gegaan om eten te halen, maar zijn broer wist hem te vertellen dat het een oude kinderwagen was. Meneer Keek vertelt aan Liandra, Tafsut en Jared van de Klimop-school in Noord dat hij na de oorlog het leven goed heeft kunnen oppakken. Gelukkig heeft hij weinig nare herinneringen aan deze tijd.

Ging u gewoon naar school tijdens de oorlog?
‘In de oorlog gaan dingen opeens anders. We konden alleen halve dagen naar school. De Duitsers, die een plek nodig om te slapen, hadden van een school in de buurt een kazerne gemaakt. Wij konden alleen ‘s middags naar school omdat de kinderen van die ingenomen school dan ‘s ochtends in de onze konden. Op school kregen we soep. Dat was om de kinderen aan te sterken. Ik weet niet meer precies hoe die smaakte, maar ik denk dat het niet heel lekker was. Maar als je honger hebt, wil je alles wel eten. We kregen bonnen en die kon je inruilen voor eten. Je had niet veel te kiezen. We woonden in Amsterdam-Zuid en mijn vader was bakker. Hij kon het brood verkopen en daar kreeg hij weer zegeltjes voor. Als hij brood over had, kon hij dat ruilen tegen aardappelen. Ik moest helpen, samen met mijn broertje, om de zegeltjes die we binnen kregen, op grote vellen te plakken. Dan konden we weer nieuwe zakken meel krijgen. Maar wij hielden vaak zegeltjes over en zo hebben wij geen honger geleden.’

Hoe was het toen het zo koud was in de Hongerwinter?
‘Wij woonden vlakbij Zorgvliet, de begraafplaats. Daar heb ik samen met mijn moeder een boom omgehakt en we hebben die over het ijs naar huis gesleept. Zo konden we eten koken en hadden we het weer warm. Onder de tramrails lagen houten blokjes, en na de oorlog waren al die blokjes weggehaald en opgestookt om de winter door te komen. Dat mocht natuurlijk niet en als de politie het zag was het best gevaarlijk.’

Kende u Joodse mensen?
‘Ik zat op een katholieke school en daar zaten geen Joodse kinderen op. Wel heb ik een keer gezien dat er in een huis helemaal geen ramen meer zaten. Alles was kapot. Ik hoorde toen dat er een Joods gezin was weggehaald. Ik wist helemaal niet wat er met die mensen gebeurde. Later begreep ik dat dit gezin afgevoerd was naar een concentratiekamp. Wij hebben zelf geen onderduikers in huis gehad. Mijn ouders hadden zeven kinderen en vonden het te riskant. Als de Duitsers erachter kwamen, zou je afgevoerd kunnen worden met het hele gezin.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Erfgoeddrager: Jared

‘Mijn ouders hadden stiekem een radio die ze in de wasemmer verstopten. Daar legden ze dan mijn poepluiers op’

Wij zijn Jared, Ravi, Nino en Thijs en we hebben Jan Jansen geïnterviewd. Hij vertelde ons dat Tuindorp Oostzaan er vroeger heel anders uitzag, en dat er een vliegtuig neergekomen is precies op de plek waar nu het huis van Nino staat! Dat was wel even confronterend om te horen.

 

Wat weet u nog van de oorlog?
“Omdat ik pas in het eerste jaar van de oorlog geboren ben, kan ik me niet al te veel herinneren. Maar mijn ouders hebben me wel nog een boel verteld. Zo lag op het terrein rondom ons huis een kruidmagazijn dat continue door Duitse militairen bewaakt werd. Mijn ouders hadden daar niet veel last van, en als klein jongetje heb ik vaak bij soldaten op schoot gezeten.
Maar mijn ouders legden zich niet zomaar neer bij de situatie hoor. Ze hadden stiekem een radio die ze in de wasemmer verstopten. Daar legden ze dan mijn poepluiers op, zodat de Duitsers de radio niet zouden vinden.”

Hoe ging uw gezin om met de hongerwinter?
“Wij hadden gelukkig niet zo’n last van de hongerwinter; mijn vader was landbouwer dus die kon gemakkelijk aan eten komen. Ook hadden wij een flinke moestuin achter ons huis liggen waarop we wortels, aardappelen en andere soorten groenten verbouwden, en mijn moeder bakte altijd zelf brood van gemalen tarwe, melk en gist van de bakker. Vlees hadden we niet, maar dat had in de oorlog bijna niemand. 

Er kwamen regelmatig mensen langs die op hongertocht waren, die gingen dan de boeren langs om eten te kopen of te ruilen. Als er net geoogst was gaf mijn vader die mensen een schepje en zei: “Wat mij betreft mogen jullie heel de akker omploegen!”. Vaak blijft er na de oogst namelijk nog wat liggen, na een aardappeloogst bijvoorbeeld liggen er nog allemaal kleine aardappeltjes op de akker. Nou, die wilden die mensen wel! Ze gingen op pad met het schepje en kwamen soms met hele zakken kleine aardappeltjes bij ons vandaan.”

Hoe veranderde dat na de oorlog?
“Och, bij de bevrijding was het feest. Vliegtuigen dropten blikken met biscuitjes en chocoladerepen, grote vrachtschepen uit Zweden kwamen Zweeds wittebrood brengen. Dat zijn kleine vierkante boterhammetjes, en die aten we dan met boter en suiker. “Dit is nog lekkerder dan taart!”, zeiden de mensen dan. Nu moet je je voorstellen dat ik nog nooit zoiets als chocolade of Zweeds wittebrood geproefd had. Ik vond het ongelofelijk lekker! Dit is een van de eerste dingen die ik me zelf kan herinneren uit mijn leven.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892