Erfgoeddrager: Jaimy

‘Twee bommen sloegen in met daverend geweld’

Selina, Jaimy, Fien en Rafael van de Twiskeschool in Amsterdam-Noord hebben zich goed voorbereid, maar zijn toch ook een beetje zenuwachtig voor het interview. Jan Bosman is gelukkig erg aardig. Hij schenkt limonade in en geeft er chocolaatjes bij… het ijs is snel gebroken! Na afloop is hij zichtbaar onder de indruk van de kinderen en de vragen die ze hebben gesteld. Op de terugweg rijden ze nog even langs de Ritakerk en de Nachtegaalstraat om te zien waar meneer Bosman is opgegroeid.

Wat weet u nog van de bombardementen op Noord?
‘Op de dag van de bombardementen, 17 juli 1943, bestond de Ritakerk aan het Hagedoornplein 25 jaar. Er waren ongeveer tweehonderd kinderen in de kerk. Twee bommen sloegen in met daverend geweld, stof en gruis. Ik was helemaal in paniek en de weg kwijt, waarschijnlijk was ik in shock. Ze hebben vier uur lang naar me gezocht, maar konden me niet vinden. Ik ben gewoon gaan rennen. Nog steeds weet ik niet waar ik was in die vier uur! Twee misdienaars wilden eigenlijk naar huis, maar werden tegengehouden omdat ze vanwege de bombardementen binnen moesten blijven. Ze werden terug de kerk in gestuurd en precies op hun bank is één van de bommen ingeslagen… Er waren veel bombardementen van de Engelsen en de Amerikanen in Noord vanwege de fabrieken van Fokker, die de Duitsers gebruikten. De Duitsers hadden netten gespannen en daarop daken van huizen geschilderd zodat de fabrieken moeilijk te herkennen waren.’

Was u bang als kind in de oorlog?
‘In de eerste twee jaar gebeurde er nog niet zoveel. Als de Duitsers langs marcheerden, vonden wij dat als kinderen schitterend. Maar later werd het grimmiger. Het werd eng. Alle jonge mannen probeerden zich te verstoppen omdat ze anders moesten werken in Duitsland. Ik had mazzel en was nog te jong daarvoor, maar mijn broer verstopte zich. ‘s Avonds mochten we niet naar buiten. Spertijd. Na 20.00 u mocht niemand meer op straat. De ramen werden verduisterd met zwart papier.’

Heeft u honger gehad?
‘Ik heb vreselijk veel honger gehad. Bij de Laanweg was een gaarkeuken. Veel jongens zoals ik gingen met de bonnen en de pan van onze moeder een pan soep halen. Het was niet te eten. Maar er was niks anders. Ik ging dan ’s avonds nog terug om de ketel leeg te likken. Ik kan nog steeds geen eten weggooien. Het minst lekkere dat ik heeft gegeten waren bloembollen. Er waren ook veel suikerbieten. Daar werd ook van alles mee gedaan, en dat stonk ook verschrikkelijk. Maar ja, je moest toch eten. Bij een winkeloverval hadden dieven, hongerige Amsterdammers, eten gestolen, maar de grote blikken met jam en appelstroop verstopt in het Spreeuwenpark. Die zware dingen kregen ze niet mee. Die blikken hadden wij gevonden. Mijn moeder wilde dat ik ze terugbracht want het was gestolen waar. Maar de moeder van mijn vriend zei dat ze nu heel gauw haar mond moest houden… hier met die jam! De hele buurt heeft ervan genoten.’

Was het soms ook leuk in de oorlog?
‘Bij de Willemssluizen is een stukje doodlopend kanaal. De schippers die daar lagen maakten er tijdens de vorst een ijsbaan van. Daar hebben we tijdens de strenge winters heerlijk geschaatst. Je kon aan het einde van de Nachtegaalstraat omhoog de dijk op lopen, richting het kanaal. Daar kon je geweldig sleeën. Ik word nog laaiend enthousiast als ik daar aan denk, het was gewoon een ijsbaan! Maar toch, de kinderen in de oorlog hebben geen jeugd gehad. De honger was heel erg. En ze zijn heel erg bang geweest.’

Hoe was de bevrijding voor u?
‘Na de oorlog waren de Nederlanders ook niet zo best. De meisjes die met de ‘moffen’ liepen tijdens de oorlog, werden na de oorlog kaalgeschoren en op een kar door de stad gereden. Dat vond ik een vreselijk moment. Ze deden precies zoals de Duitsers eigenlijk. Na de oorlog hebben de NSB’ers een hele slechte tijd gehad. Ik en mijn broers en zusjes bleven wel met de kinderen van deze NSB’ers spelen, de kinderen konden er toch niks aan doen?’

Erfgoeddrager: Jaimy

‘De geur van vlees’

Mevrouw Meijer woonde tijdens de oorlog in Zuid, maar overdag was zij bijna altijd bij haar familie in Amsterdam-Noord. We vonden het bijzonder dat ze zo mooi kon vertellen over haar oorlogsherinneringen. Haar man werd op 20-jarige leeftijd gedeporteerd om in Berlijn in de fabriek te werken. Drie jaar lang heeft zij op haar grote liefde gewacht.

Hoe heeft u de Hongerwinter overleefd?
“Ik had geluk dat ik tijdens de Hongerwinter op kamers woonde bij aardige mensen in de Van Baerlestraat in Amsterdam-Zuid. Er was wel iets geheimzinnigs met deze mensen. Ze hadden tijdens de oorlog voldoende te eten, ook in de Hongerwinter, zelfs speciale producten die je toen nauwelijks kon krijgen. Hoe ze aan het voedsel kwamen weet ik niet, maar ik vermoedde dat ze spionnen waren. Ik heb het ze nooit durven vragen. Vaak kwamen er mensen aan de deur die om eten vroegen. Ik haalde dan aardappels uit de keuken en gaf die stiekem mee. Mijn familie en schoonfamilie woonden in Amsterdam-Noord. Helemaal vanuit Zuid liep ik naar ze toe. Op een dag toen ik weer in Noord was, hing er een heerlijke geur die ik lang niet had geroken. Het was de geur van vlees. Wat bleek?  Mijn vader en zwager hadden een koe gestolen uit de wei en geslacht. Dit was natuurlijk diefstal, maar het vlees werd met heel Tuindorp Oostzaan gedeeld en iedereen genoot er enorm van.”

Waarom moest uw man werken in Berlijn?
“Jonge mannen moesten naar Duitsland om te werken in de fabrieken. Mijn man vertrok naar een fabriek waar ze wapens maakten. Ik weet nog goed dat ik hem naar de trein bracht. Onderweg klampte ik me aan hem vast. Samen met mijn schoonmoeder zwaaide ik hem uit, tot de trein als een klein puntje verdween. Bijna niemand die ik kende, had ooit een stap over de grens gezet. Mijn man vond het eerst nog wel ‘gewoon’ spannend om naar Duitsland te gaan, maar later schreef hij op ansichtkaarten aan mij dat ze hard moesten werken, in barakken sliepen en nauwelijks te eten kregen. De soep was net water, schreef hij, en de Duitsers voerden de duiven met cake, terwijl de mannen uitgehongerd moesten toekijken.”

Wat herinnert u zich van de Bevrijding?
“Op een avond in mei hoorde ik schoten op straat. Ik was heel erg bang. Helemaal alleen zat ik op mijn kamer in de Van Baerlestraat en ik kon aan niemand vragen wat er aan de hand was. De volgende ochtend, toen ik buiten kwam, leken de mensen wel gek geworden. ‘Mevrouw, wat is er gebeurd?’, vroeg ik aan een dame op straat. ‘We zijn bevrijd, we zijn bevrijd!’, antwoordde ze. Ik kon het niet geloven… tranen rolden over mijn wangen. Deze tranen waren voor mijn broer die de oorlog niet had overleefd. Hij is in de Hongerwinter door voedselgebrek gestorven. Na de bevrijding ben ik snel naar Noord gegaan, naar het huis van mijn schoonouders. Dolblij waren we dat Piet, hun zoon en mijn man, weer terugkwam. Na drie jaar was hij eindelijk weer thuis.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892