Erfgoeddrager: Ines

‘Alle Marokkaanse vrouwen gingen later ook werken, het was crisis denk ik’

Aron, Ines, Sant en Beyza van basischool Rapenland komen binnen in het appartement van de 73-jarige Malika Hamdouni. Ze heeft prominent boven de bank een oude foto van haar man hangen van toen hij nog jonger was. Deze is pas recent gevonden bij haar familie in Marokko. Ze lacht en vertelt trots dat hij een erg knappe man was. Mevrouw Hamdouni kwam op haar 22ste vanuit Marokko naar Nederland.

Hoe was het om vanuit Marokko naar Nederland te komen?
‘In het begin was het erg lastig. Mijn man was al een jaar in Nederland aan het werk, en in die tijd woonde ik bij mijn schoonfamilie in Marokko. Ik kwam hem achterna toen mijn oudste dochter drie maanden oud was. Het was erg eenzaam en ik wilde graag terug, maar dat kon niet. Hier kon ik werken en in Marokko niet. In eerste instantie werkten de andere Marokkaanse vrouwen die ik hier kende niet, ik was de enige die een baan had. Zij bleven thuis en zorgden voor de kinderen. Later gingen zij ook allemaal werken. Het was crisis denk ik! Het was wel lastig om en te werken én voor mijn kinderen te zorgen. Gelukkig hielp mijn oudste dochter mij heel erg, zij was toen 12 jaar. Ze deed alles, poetsen, koken, alles, dat was heel fijn in die tijd.’

Heeft u hier nieuwe mensen leren kennen?
‘Ja, ik heb hier vriendinnen gemaakt maar dat was wel lastig. In het begin moest ik wel eens huilen omdat ik terug wilde naar Marokko. Ik had wel een goed contact met de buurvrouw, zij zorgde ook voor de baby als ik overdag moest werken. We werkten veel in ploegendiensten. Het gebeurde vaak dat ik en mijn man niet thuis waren omdat we dag- en avondshifts hadden. Het was dus ook lastig om vriendinnen te maken. Nu vind ik het hier heel fijn, mijn kinderen en kleinkinderen zijn allemaal hier geboren en dat is heel gezellig. Ik zou ook niet meer terug willen, nu niet meer. Iedereen is hier.’

Was het moeilijk om Nederlands te leren?
Ja, het was heel moeilijk om Nederlands te leren, op mijn werk was het lastig om met anderen te praten. Ik heb het geleerd door met andere mensen te praten, maar ik ben niet naar school geweest, dat kon niet door mijn werk. Vroeger was school erg makkelijk voor mij, ik had graag verder geleerd maar dat kon helaas niet. Zeker in het begin was het heel lastig om te communiceren in het Nederlands, later was het makkelijker. Toen mijn kinderen wat ouder waren en ook naar school gingen, heb ik zelfs van hen geleerd, maar zij hebben ook veel van mij geleerd!’

Hoe is het om nu in Nederland te wonen?
‘Het is hier fijn, maar het is ook fijn in Marokko. We gaan nog regelmatig daarheen voor familiebezoek. Ik moest wel erg aan het weer hier wennen. Zeker als ik na een nachtdienst op de fiets alleen naar huis ging, vond ik het eng. Ik heb ook veel nieuwe gerechten leren kennen. Ik maak vaak stamppot en vooral koude schotel vind ik heerlijk! Ik zag het bij anderen en ben het toen zelf gaan maken. Al mijn kinderen waren er dol op, het was hun favoriete eten. Toen ik in het ziekenhuis lag na mijn bevalling kreeg ik daar eten en was alles apart, de groenten, het vlees… Dat zag ik en heb ik toen overgenomen. Ik vind het fijn om dat op die manier te doen.’

Erfgoeddrager: Ines

‘Door onderduikgezin op straat gezet’

Nanny Spier was 2 jaar toen de oorlog begon. Ze  woonde met haar vader,  moeder en haar oudere zus.  Van de eerste jaren kan ze zelf niet zo veel herinneren, daar was ze te jong voor. Maar haar oudere zus heeft haar later veel verteld. Na de oorlog, van haar 10e tot haar 12e, heeft Nanny op onze school, de Dongenschool, gezeten.

Hoe was het voor u en uw grote zus toen uw ouders werden opgepakt? 
‘Ik was 4 jaar toen mijn ouders bij een razzia in de Rijnstraat werden opgepakt. Mijn  oudere zus en ik bleven alleen in ons huis achter. Verdrietig en ook bang dat we gescheiden werden van onze ouders, probeerden we te slapen. Waarom mochten wij niet en onze buurjongen wel met zijn ouders mee? Dat begrepen we niet. Uiteindelijk vielen we in slaap. De volgende dag gingen we naar onze Joodse tante in Oost. Lopend, want Joodse mensen mochten niet in de tram. Voor een klein meisje van vier jaar was het een hele lange tocht. Dit werd ons eerste onderduikadres. Het samenwonen bij Tante duurde maar even. Het werd voor iedereen te gevaarlijk. Na Amsterdam-Oost volgden nog vier andere onderduikadressen.’

Waren alle mensen die hielpen onderduiken aardig?
‘Nee, zeker niet! Sommigen waren zelfs heel gemeen. Ik werd een keer in een bezemkast gestopt omdat ik mijn eten niet lustte. Dit onderduikgezin maakte mij bang. Ze krabde op de deur zodat het net leek of er muizen in de kast zaten. Ik zat in het donker, in die kast en was doodsbang.  Deze mensen wilden eigenlijk helemaal niet helpen. Ze wilden vooral gratis hulp in de huishouding. Daarom waren ze blij met mijn grote zus, maar niet met mij. Ik was met mijn 4,5 jaar nog te jong om te helpen. Uiteindelijk zijn we door deze mensen zomaar op straat gezet terwijl er een razzia was in de buurt. Daar sta je dan als twee Joodse kinderen.’

Kreeg je ook een schuilnaam zoals vele Joods kinderen?
‘Ja, dat was later. In Goes. Het eerste deel van de oorlog waren mijn zus en ik samen, maar we zijn ook een tijd gescheiden geweest. Mijn grote zus was erg belangrijk voor me. Ze was een soort moeder. 1,5 jaar lang waren wij uit elkaar toen we bij verschillende onderduikadressen in Zeeland werden ondergebracht. Ik kwam in een gezin bij Goes: vader, moeder, een zoontje van 2 jaar. Het was gevaarlijk om als Joods kind je eigen naam aan te houden daarom kreeg ik van mijn nieuwe pleegouders een andere naam: Elsje Zuidervliet. Dat vond ik als klein meisje heel vreemd. Van de ene op de andere dag kreeg ik te horen: “Je moet nu je eigen naam vergeten, je mag niet meer weten hoe je heet. We geven je een andere naam. En je mag niet meer praten over je ouders.” Ik wist als kind: Het veiligste was als je alles vergat, dan kon je je ook niet verspreken. Toen Zeeland was bevrijd ging ik terug naar mijn tante in Amsterdam. Dat vonden mijn Zeeuwse pleegouders heel erg. Die wilden niet dat ik weg ging. Ze waren zich aan mij gaan hechten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892