Erfgoeddrager: Emma

‘’Na een aanzwellend gierend geluid viel door het dak een zware bom’’

Annie Onderwater heeft zich goed voorbereid op het interview met Daan, Emma, Mia en Zonna van basisschool Het Wespennest in Noord. Ze heeft alvast een paar boekjes klaargelegd over de bombardementen in 1943, toen de geallieerden per ongeluk een woonwijk in Noord bombardeerden in plaats van de Fokkerfabriek bij de Distelweg. Ook heeft ze nog de persoonsbewijzen van haar ouders en laat ze voedselbonnen zien waarmee je in de oorlog eten kon kopen. Mevrouw Onderwater blijkt een vlotte verteller met een goed geheugen. De kinderen luisteren aandachtig.

 

Wat weet u nog van het bombardement op de Ritakerk in Noord?
“Op zaterdag 17 juli 1943 werd in de Ritakerk een mis gehouden vanwege het 25-jarig jubileum van de kerk. Het was een echt feest! Ook ik was erbij, in mijn deftige ‘bruidjesjurk’ die ik als katholiek meisje droeg. De kerk was vol. Om een uur of 9 klonk ineens het luchtalarm… De pater verbood de mensen de kerk te verlaten; ze moesten onder de banken kruipen. Na een aanzwellend gierend geluid viel door het dak een zware bom die in de grond onder de kerk ontplofte. Het was op slag donker door een dikke stofwolk. Ik zat gelukkig naast een deur en kon naar buiten vluchten. Ik rende naar ons huis in de Kwartelstraat. Onderweg kwam ik mijn vader tegen en samen zijn we naar een park aan de Adelaarsweg gevlucht, net als veel andere mensen. In onze paniek dachten we dat we daar het veiligst waren. Maar mensen in zo’n panieksituatie doen ook maar wat. We zagen bijvoorbeeld mensen in het Volewijckerpark lopen met kussens op hun hoofd nadat het luchtalarm was afgegaan… Na het bombardement was ik bang voor het luchtalarm en ook voor onweer. Zelfs toen de oorlog allang was afgelopen, schrok ik van een eskader vliegtuigen dat overvloog.“


U heeft nog een keer een bombardement meegemaakt, hoe was dat?

“Toen op een ochtend weer het luchtalarm afging, was ik thuis met mijn moeder en mijn jongere zusje Beppie. Mijn moeder zat nét op de WC en riep dat we snel naar haar moesten, dus ik, Beppie en mijn moeder schuilden samen in de wc die midden in ons huis stond. In de buurt sloegen bommen in en daardoor werden alle ramen uit ons huis geblazen. Scherven vlogen in het rond, maar omdat we op de wc zaten, werden we niet geraakt. Het huis was een tijd onbewoonbaar. Niet alleen zaten er geen ramen meer in, ook de deuren konden niet meer dicht. We hebben zes weken in Den Bosch gewoond bij onze grootouders, daarna konden we weer terug. Ons huis in de Kwartelstraat staat er trouwens nu nog…”


Wat deed uw vader in de oorlog?

“Mijn vader werkte bij Stork, een machinefabriek in Noord, op de plek waar nu de Jumbo Foodmarkt zit. In de fabriek waar mijn vader werkte, werden machines gemaakt om flessen te spoelen, zoals melkflessen voor de melkfabriek. De Duitsers hielden er wel eens razzia’s. Dan zochten ze mannen die in de juiste leeftijdscategorie vielen, om ze in Duitsland voor de Duitsers te laten werken. Mijn vader bleef dat lot bespaard omdat Stork in zijn persoonsbewijs de cijfers van zijn geboortejaar stiekem had aangepast zodat het leek of hij geboren was in 1903 in plaats van in 1906.  Daarmee was hij volgens de Duitse regels te oud om te werken in Duitsland.”

Erfgoeddrager: Emma

‘Papieren verstopt in het meel’

Mevrouw van Gogh was 7 jaar toen haar vader in 1943 werd opgepakt omdat hij in het verzet zat. Zelf deed mevrouw van Gogh ook gevaarlijke dingen. Ze bracht bijvoorbeeld bibliotheekboeken naar joodse onderduikadressen.

Hoe was het leven in uw buurt tijdens de oorlog?
“Ik woonde samen met mijn ouders, mijn grootmoeder en later met mijn broertje (die werd in 1944 geboren) in de Rustenburgerstraat. Het begin van de oorlog herinner ik mij als heel zorgeloos. Veel mensen dachten dat de oorlog hooguit een jaar zou duren. Ik rolschaatste lekker op straat, er waren geen auto’s meer, de stad was doodstil. Vanaf 1943 werd het slechter, er was weinig te eten, het was koud, we hadden geen licht meer en mijn vader werd opgepakt. We gingen op hongertochten naar Noord-Holland, soms op de fiets. Heel zwaar, want de fietsen hadden houten banden. Je werd wel reusachtig zelfstandig, ik was zeven jaar en ging al alleen met een vriendinnetje op rooftocht.

Ik weet nog dat we geen licht meer hadden in huis. Mijn neef gebruikte de voorlamp van zijn fiets om licht te hebben bij het lezen van zijn studieboeken. We hadden ook carbidlampen, carbid lijkt een beetje op krijt. Dat moest in kleine stukjes gehakt worden en dat brandde dan. Het was mooi wit licht, maar wel gevaarlijk. Je moest altijd een zonnebril opdoen, anders werd je verblind.”

Waarom werd uw vader opgepakt?
“Mijn vader zat in het verzet. Hij heeft veel Joden ondergebracht in Noord-Holland. Hij vervalste Sonderausweisen (daarmee kon je ook na Sperrtijd naar buiten) en stamkaarten. Er kwamen dus opvallend veel mensen bij ons over de vloer, terwijl er NSB’ers in de straat woonden, zoals de horlogemaker. In 1943 was er een inval bij ons thuis. Mijn grootmoeder wist de belangrijke papieren, het bewijsmateriaal, nog op tijd in het meel te verstoppen, ze zijn door de Duitsers niet gevonden. Mijn vader werd wel meegenomen. Mijn moeder was heel verdrietig, maar we hadden gelukkig veel steun van het verzet. Mijn vader ging eerst naar Kamp Vught waar hij Joden tegenkwam die hij had geholpen met onderduiken. Hij heeft ook in Westerbork gezeten en hij moest werken in de Amsterdamse bossen. Daar brachten we hem pakjes, met bijvoorbeeld sokken. We gaven het aan een man die aan de andere kant van het hek stond, maar gek genoeg zijn de pakketjes nooit bij mijn vader aangekomen.  Ik heb weleens gedacht dat ik mijn vader nooit meer terug zou zien. Maar na een jaar, begin 1944 werd mijn vader vrijgelaten. Waarom weet ik niet.”

Welke gebeurtenissen in de oorlog zijn u het meest bijgebleven?
“Mijn grootmoeder die de papieren verstopte in het meel; de terugkomst van mijn vader en de enorme honger. Ik weet ook nog goed dat ik bibliotheekboeken haalde in de Rijnstraat om die naar onderduikers in Oud-Zuid te brengen. Die jongens verveelde zich vreselijk. Het was zwaar werk, zeker als je zeven bent. Vaak kreeg ik dan wat te eten. Ik herinner mij ook nog de fusillade op het Weteringplantsoen in maart 1945. Het was een vergeldingsactie, want er was een aanslag gepleegd op een Duitse officier. 36 willekeurige mensen werden doodgeschoten op straat. Ik liep daar met een vriendinnetje. De Duitsers riepen dat we moesten blijven staan. Ze wilden gewoon publiek hebben.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892