Erfgoeddrager: Ayoub

‘Ik heb bloembollen gegeten en we maakten soep van aardappelschillen’

Het eerste deel van de oorlog woonde Jan Eising in Tuindorp Buiksloot, het ‘Blauwe Zand’, maar op een gegeven moment hadden zijn ouders geen eten meer voor hem en zijn zusjes. Hij vertelt ons dat hij toen wel vijf dagen lang heeft moeten lopen om bij zijn familie in Groningen te komen! “Toen ik daar aankwam heb ik maar gewoon bij mensen aangebeld om te vragen om eten en een slaapplek.”

 

Was u bang in de oorlog?
"Als je niet Joods was hoefde je als kind niet zo bang te zijn voor Duitse soldaten. We mochten van hen eigenlijk geen bomen kappen, maar ik ben vaak in het Vliegerbos bomen gaan kappen om aan hout voor onze kachels te komen. Als mijn vader en moeder daarbij waren geweest, waren ze zeker aangehouden. Ik sleepte met een vriendje hele bomen over straat naar huis en die legden we dan achter ons huis in het schuurtje. Daar heeft nooit een haan naar gekraaid. 

Een keer was ik met een karretje een radio gaan halen zodat we thuis het nieuws van de geallieerden bij konden houden. Je mocht geen radio hebben, dus ik had er een doek overheen gelegd. Ik ben gewoon met het karretje langs Duitse soldaten gelopen, ze keken toch niet om naar kinderen.”

Hoe heeft u de oorlog ervaren?
"Het was een hele nare tijd, vooral in de hongerwinter toen we vrijwel niks te eten hadden. Mijn vader werkte bij de GGD en daarom hoefde hij gelukkig niet in Duitsland te gaan werken. Hij was te nuttig in Amsterdam. Als hij eten ging halen op het platteland in Zunderdorp deed hij zijn GGD-petje op. Zo kwam hij door de controles heen en wekte hij sympathie bij de boeren, die hem af en toe wat eten gaven. Maar het was niet veel. 

Ik heb bloembollen gegeten, we maakten soep van aardappelschillen en we hadden stroop van gekookte suikerbieten. Ik weet ook nog dat ik op straat een wortel at en er een vrouw naar me toe rende die de wortel zo uit mijn hand trok! Ze at hem meteen helemaal op, waarschijnlijk had ze nog meer honger dan ik.”

Hoe was de bevrijding?
“In Groningen, waar ik toen nog was, zaten we met z’n allen in de huiskamer toen we hoorden dat we bevrijd zouden worden. Op dat moment zat er een groepje Duitsers met een munitiekist in de kelder, en op het dak zaten geallieerde soldaten om die Duitsers te verdrijven. Wij zaten er dus letterlijk tussenin! Mijn tante is naar de kelder gegaan om de Duitsers te vertellen dat het geen zin meer had om te vechten. Die jongens barstten in huilen uit. Zij waren pas 17 of 18 jaar en wisten ook niet beter.

Erfgoeddrager: Ayoub

‘Als je de juiste leeftijd had, dan werd je in je kraag gegrepen’

Wij zijn Hassan, Demi, Ayoub en Raydion en we interviewden Wim Oostervink. Hij laat ons kennismaken met het lied over verraders en NSB’ers dat ze vroeger zongen. Wij vinden het eigenlijk best bijzonder om te bedenken dat mensen in zo’n gevaarlijke tijd zulke brutale liedjes durfden te zingen!

 

Heeft u wel eens ondergedoken?
“De Duitse soldaten voerden razzia’s uit in de buurt om jongens op te pakken die in Duitsland moesten gaan werken. Als je de juiste leeftijd had, dan werd je in je kraag gegrepen. Ik had gelukkig in ons huis een plekje ontdekt waar ik me kon verstoppen. Ik sliep onder het schuine dak, en achter mijn bed had ik een stuk van de houten plinten weggehaald zodat er een onderduikhol ontstond. Daar ging ik toen altijd zitten als er een razzia was. 

Ik herinner me een keer dat ik in de rij stond bij bakker Bommeldijk, op de hoek bij het Mosplein. Ik was zeventien, dus toen de Landwacht eraan kwam, was ik in groot gevaar. Zij kwamen jongens van mijn leeftijd ophalen om naar Duitsland te brengen. Toen zijn er een aantal moeders met hun rokken om mij heen gaan staan zodat de Landwacht me niet kon zien.”

Hoe heeft u de hongerwinter overleefd?
“Dat was voor een jongen in de groei nog lastig. Mijn vader deed zijn best om voor eten te zorgen,  maar dat lukte lang niet altijd. Het enige wat we vaak te eten hadden waren suikerbieten. Het probleem van suikerbieten is dat het veel looizuur bevat, en die stof wordt heel moeilijk afgebroken in het lichaam. Ik kreeg op een gegeven moment kraters en gaten in mijn benen. Maar onze buren waren wat ouder en konden nog  moeilijker aan eten komen. Wij moesten thuis de monden voeden van mij, mijn ouders, mijn twee broers en nog een zus, dus wij konden hen ook niet helpen. Die buren zijn uiteindelijk van de honger gestorven.”

Waarom denkt u dat Joodse mensen verraden werden in de oorlog?
“Mensen deden dat eigenlijk vooral omdat ze bang waren en op zo’n manier een wit voetje wilden halen bij de bezetters. Als je iemand verraden had kreeg je bijvoorbeeld voedselbonnen of andere voorrechten. We hadden een liedje voor diegenen die bij het Centraal Station krantjes stonden te verkopen namens de NSB. ‘Op de hoek van de straat, staat een NSB’er. Het is geen man, het is geen vrouw, maar een farizeeër. Met een hand voor zijn buik staat ‘ie daar te venten, hij verkoopt zijn vaderland voor zes losse centen.’ Dat lied herinner ik me nog goed!”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892