Erfgoeddrager: Anita

‘Dat was krankzinnig; zijn geweer stond gewoon naast de box!’

Op Basisschool Wereldwijs ontmoeten Elaijh, Sekani, Anita en Nana Tine van Wijk (1936) elkaar. Er is een ontspannen sfeer en de kinderen worden gelijk gegrepen door het bijzondere verhaal van mevrouw van Wijk, die een boek heeft geschreven.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Wij woonden in een vrijstaand huis aan de Duivendrechtsekade, waar veel fabrieken en weinig huizen stonden. Mijn opa en mijn vader hadden een aannemersbedrijf. Zij heiden palen en legden rioleringen in de grond. Op een dag stonden er twee Duitse soldaten aan de deur. Mijn oma gebaarde snel naar mijn vader: ‘Gijs, Gijs ga de aardappelkelder in!’ Dus mijn vader verstopte zich, niet echt in een kelder, maar een soort hol onder de grond. De Duitsers kwamen binnen en toen werd ik mij bewust wat er aan de hand was.
Ze dronken koffie en keken naar mijn zusje; een schattig meisje met krullen. Hij had ook een dochtertje vertelde één  van hen en even later vertrokken ze. Toen ging de bel weer; hij had zijn geweer naast de box laten staan. Dat was krankzinnig, zijn geweer stond gewoon naast de box! Dat waren van die spannende momenten die je als kind niet snel vergeet, het had helemaal mis kunnen gaan. Want ze kwamen wel om mijn vader te halen en niet om gezellig koffie te drinken.’

 Hoe kreeg u eten in de Hongerwinter?
‘Wij waren bevoorrecht, omdat mijn ouders een bedrijf hadden en daardoor genoeg geld bezaten om eten te kunnen kopen op de zwarte markt. Een pakje boter kostte iets van honderd gulden. Wij hadden een boerenfamilie in de IJpolder en familie in Brabant. Wij kregen aardappels, eieren en groenten. Af en toe kwamen er geheimzinnige mannen bij ons thuis en dan werd er gefluisterd en dan ving ik weleens het woord ‘schaap’ op. Dat waren zwartehandelaren die schapen of eten verkochten. Wel heel pijnlijk was dat vriendinnetjes het slechter getroffen hadden. Hun vader werkte als arbeider en er waren veel kinderen in dat gezin. Zij hadden niet de mogelijkheid om eten te krijgen. Toen werd ook nog mijn allerbeste vriendinnetje heel erg ziek, ze kreeg difteritis, bronchitis, pleuritis, alles wat je maar kunt bedenken. Van mijn ouders mocht ik haar iedere dag een bordje eten brengen. Iederaan legde iets van zijn eigen eten op het bord voor Elsie en dan ging ik ’s avonds de kou in om het haar te brengen. Zij waren met z’n vijven en ik kan mij herinneren dat het bordje uit mijn handen werd gerukt. Als één van de broertjes of zusjes het naar boven bracht, namen ze een hap. Om de beurt kwamen de kinderen bij ons eten. Het was verschrikkelijk, je kon iets doen, maar je kon niet iedereen eten geven.’

.’Wat is het verhaal over de ‘ondergedoken’ auto?
‘In ons bedrijf hadden we graafmachines mijn vader en opa besloten dat we onze eigen auto, wat toen heel speciaal was, om die te begraven. Er bleek ook een Joodse auto te zijn, die bewaard gebleven moest worden. Wij hadden een grote werf, waar een gat werd gegraven; in een kist werden twee auto’s gestopt, onze blauwe T-Ford en een Chevrolet. Na de oorlog werden de auto’s weer opgegraven om ze gebruiksklaar te maken. Op een dag kwam de eigenaar van de auto langs. Mijn vader wilde van alles van hem weten, omdat hij ongelofelijk kwaad was over wat er met de Joden was gebeurd. Die meneer zei echter helemaal niets. Gelukkig had mijn vader wel zijn auto kunnen redden.’

Wat was het spannendste moment in de oorlog?
‘De aardappelkelder, maar er waren ook nachten dat er een sirene of alarm afging. Soms vlogen bommenwerpers over. Vlak bij ons huis stond een afweergeschut van de Duitsers, dus als er vliegtuigen overvlogen gingen ze schieten. Wij moesten ook af en toe onderduiken in schuilkelders bij de filmstudio.Op een dag stond de deur van zo’n kelder open en vonden wij een SS-uniform. Er waren dus SS’ers gevlucht! Op school gingen er weleens sirenes af, dan moest je met z’n allen onder de bank schuilen. Dat waren momenten dat je wist dat je eigenlijk altijd in gevaar was.’

Wat was het eerste wat u deed na de bevrijding?
‘Er vlogen Zweedse vliegtuigen over en die dropten voedingsmiddelen en chocola We vierden dat we weer chocola konden eten en witbrood, in plaats van dat vieze regeringsbrood. We zijn gaan kijken hoe de Canadezen binnenkwamen. Er was ook narigheid; sommige mensen die fout waren geweest in de ogen van de Nederlanders, werden aangepakt. Zo had ons dienstmeisje Duitse vriendjes had gehad. Die meisjes werden in optocht door de straten gevoerd, hun haar werd afgeknipt, met pek ingesmeerd en voor ‘moffenhoer uitgescholden’. Dat was minder leuk na de bevrijding.’

 

 

 

Erfgoeddrager: Anita

‘Thuis belde ik aan en wie deed er open…?’

Of ze hem alles mogen vragen, willen Anita, Mariam, Nacer en Gevano van de zomerschool op de Dapperschool weten voordat ze echt beginnen met het interview. “We willen niet dat u verdrietig wordt hiervan.” Tom Simonis (bijna 90) zegt dat ze alles mogen vragen. Hij was bijna tien jaar oud toen de oorlog uitbrak en woonde toen aan het Mariotteplein in Amsterdam-Oost. Op een zonovergoten schoolplein vertelt hij naar aanleiding van de vele vragen van de kinderen zijn verhaal. De chocoladekoekjes smelten ondertussen, vergeten door alle indrukken, weg in de zon.

We hebben gehoord dat u bent opgepakt, en uw vader ook. Wat was er gebeurd?
‘Dat was allebei de keren hier vlak bij jullie school. De eerste keer op de Linnaeusstraat. Ik fietste op de fiets van mijn vader en in het Oosterpark pakten Duitse soldaten fietsen af. Gelukkig was de mijne niet goed genoeg en kon ik weer verder. De andere keer dat ik werd opgepakt, was veel erger. Joden en niet-Joden mochten niet bij elkaar thuis komen, maar mijn Joodse vriendje en ik speelden gewoon bij elkaar. Een keer was ik bij hem thuis in de Transvaalstraat, toen er een razzia was. Mijn vriendje en zijn broer en moeder werden opgepakt. En ik ook, omdat ze dachten dat ik erbij hoorde. Zijn moeder heeft toen een Nederlandse politieagent verteld dat ik ten onrechte werd meegenomen. Ik mocht naar huis. Hoe dat voelde? Ik was er erg zenuwachtig van. Die hele oorlog was moeilijk. Aan de ene kant ging je gewoon naar school, aan de andere kant moest je oppassen dat je niks verkeerds zei. Ook gebeurde het wel eens dat iemand op straat dood neerviel van de honger of uitputting. Dat heb ik twee keer op de Middenweg meegemaakt.’

Moest u onderduiken?
‘Nee. Ik ben niet Joods en was te jong om te moeten werken in Duitsland. We hadden wel onderduikers in huis. Een moeder met haar jongste dochter; de vader was in een kamp vermoord. Het meisje was als een klein zusje voor me. Ze heette Betsie Walvisch en kreeg de valse naam Liesje Simonis, naar mijn moeders naam Elisabeth. Ze was in huis toen mijn vader gevangen zat. Hij had mensen aangezet mee te doen aan de Februaristaking. Op de avond van 25 februari 1941, aan het eind van de stakingsdag, wilden ze hem oppakken, maar ze hebben hem niet gevonden. Omdat de stad zo donker was, zagen ze in ons portiek niet onze deur van het benedenhuis. Of er iemand woonde met de naam Simonis, vroegen ze de bovenbuurman. Nee, zei hij. Een jaar later, op 13 juli 1942 – dat is exact vandaag 78 jaar geleden en ook een maandag – stonden er twee mannen van de Grüne Polizei ’s ochtends om acht uur voor de deur. Mijn vader werd meegenomen en heeft toen anderhalf jaar in een gijzelaarskamp gezeten. Daar zaten mensen gevangen die, als er ergens iets met Duitsers gebeurde, als represaille werden doodgeschoten. Mijn vader heeft het overleefd.
En dat meisje dat bij ons zat ondergedoken? Haar heb ik met haar moeder en zusje een jaar na de oorlog nog een keer bij ons thuis gezien. Waar ze nu is, of ze nog leeft, dat weet ik niet.’

Luisterden jullie ook stiekem naar de radio?
‘Ja, maar in het najaar van 1944 werden het gas en de elektriciteit afgesloten. Maar een paar uur per dag kwam er water uit de kraan. Je kon toen ook niet meer naar de radio luisteren. Dat mocht eerder eigenlijk al niet meer; iedereen had zijn radio moeten inleveren. Wij hadden dat niet gedaan en onze radio onder de houten vloer verstopt, met een kleedje erover. Maar zonder elektriciteit hadden we daar dus niks aan. Mijn middelste broer heeft toen een kristalontvanger gebouwd; een radio die op stroom vanuit een kristal werkt. Via een koptelefoon konden we zo nieuwsberichten horen. Die berichten typte mijn moeder uit op een kofferschrijfmachientje en zo maakten we een krantje – ‘Hier is Londen genaamd’ – voor een paar mensen. Ik mocht ze rondbrengen. Eerst bij vijf mensen, toen acht, toen nog meer. Nee, dat rondbrengen viel niet op, want het waren hele dunne velletjes, die ik goed kon verbergen. Op een gegeven moment waren het er wel veertig. Dan moest mijn moeder het bericht vijf keer typen en dat met carbonpapier acht keer kopiëren. Op een dag kwam ene Marnix langs, uit het verzet. Hij wilde voortaan tachtig exemplaren per krant krijgen en bood een stencilmachine aan, zodat mijn moeder niet enorm veel meer hoefde te typen. Ik bracht die krantjes vanaf huis naar de Plantage Middenlaan, tegenover het aquarium van Artis, waar het verzet een geheim kantoor had. Bij het Tropenmuseum waren de straten afgezet; er stond een Duitse kazerne. Ik moest onder het prikkeldraad door, langs de waterkant, omdat ik anders enorm moest omlopen. Ik was veertien. In omlopen had ik geen zin.’

Heeft u honger gehad?
‘In de Hongerwinter wel. In september 1944 was er een spoorwegstaking; er reden geen treinen meer. Bij ons in de Watergraafsmeer stonden treinen met groente en fruit. Dat zou naar Duitsland vervoerd worden, maar ja, het treinpersoneel staakte. Met een heleboel mensen uit de buurt gingen we het eten eruit halen. Opeens werd er op ons geschoten. Snel ben ik tussen de rails gaan liggen, maar een vriend van mij werd in zijn hoofd geraakt. Hij was niet dood, maar heeft wel lang in het ziekenhuis gelegen. Hij heeft een hersenbeschadiging opgelopen waar hij de rest van zijn leven last van heeft gehad. Ik dacht dat mijn vader bij die schietpartij was doodgeschoten. In paniek rende ik naar huis. Thuis belde ik aan en wie deed er open… Mijn vader!’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892