Erfgoeddrager: Angelina

‘Thuis belde hij aan en vreemden deden open’

Amira, Angelina, Aya, Denisa en Imram van Spring High in Amsterdam Nieuw-West spreken met Saskia van Kreveld. Zij is van 1952 en groeide op in een gezin met Joodse ouders, die tijdens de oorlog veel hebben meegemaakt. Saskia kent hun verhalen en vertelt ze graag door. De leerlingen interviewen haar over het verhaal van haar vader.

Hoe oud was uw vader toen oorlog begon?
‘Mijn vader was drieëndertig toen de oorlog begon en was toen getrouwd met Jettie. Dus niet met mijn moeder. Zij werd zestien toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak en woonde in Enschede. In het begin merkte je toen nog niet veel van de Duitse bezetting, maar langzaamaan veranderde veel en kwamen er strengere maatregelen. Wat men nog niet wist is dat men in Duitsland al in 1934 concentratiekampen had gebouwd. Hitler was bezig om zijn supernatie te bouwen. Hitler had iets tegen de Joden; hij vond hen oplichters.’

Moest uw vader onderduiken?
‘Toen de oorlog uitbrak, geloofde mijn vader niet dat hij opgepakt zou worden. Zijn vrienden en een aantal familieleden hadden wel zo’n vermoeden. Zij zeiden hem dat hij moest vluchten naar Engeland of Amerika. Hij geloofde hen dus niet. Maar de situatie werd steeds grimmiger en toen vrienden die bij de ondergrondse zaten het hem aanraadden, is hij toch ondergedoken. Hij zat in totaal op zes verschillende onderduikadressen. Steeds als mensen hem verraadden, moest hij weer naar een ander adres. Hij heeft me verteld over zijn tijd in Wilp, waar hij tijdens een razzia zich moest verstoppen. Zijn verstopplek was achter een houten schot waar een kapstok voor stond. Hij paste net in die ruimte. De jassen werden er dan voor gehangen. Zijn hart ging tekeer als hij de soldaten dan langs hem heen hoorde lopen. Als hij hoorde hoe de bewoners werden ondervraagd. Het is een wonder dat hij niet is ontdekt. Daarna is hij overgeplaatst naar een ander adres. Ook verstopte hij zich een keer met zijn broer in een hooiberg. Soldaten prikten in het hooi, maar hebben hen niet ontdekt.‘

Hoe ging het na de oorlog met hem?
’Hij ging terug naar huis, belde aan en vreemde mensen deden open. Het gezin had zijn woning in de oorlog toegewezen gekregen. Hij heeft toen een tijdje bij mijn tante gewoond. Zijn vrouw en veel andere familieleden waren vermoord in de kampen. Hij had nog één broer en één oom. Na de oorlog was het voor vele Joodse mensen heel moeilijk. Ze hadden geen baan, geen geld, geen huis. De gemeente Amsterdam vond dat je dat zelf moest regelen en liet de mensen in de kou staan. Mijn vader is in 1949 hertrouwd met mijn moeder. Hij vertelde veel over de oorlog en was heel open over het verlies van zijn familie. Mijn moeder was gesloten en wilde er niet over praten. Verhalen over haar oorlogservaringen hoorde ik van haar zus.’

Wat heeft de oorlog met u gedaan?
‘Als kind heeft dit mij heel erg geraakt; nu nog steeds. Daarom vind ik het mooi om mijn vaders verhaal met jullie te delen, want deze zwarte pagina in de geschiedenis mag nooit worden vergeten. Door die oorlog ben ik opgegroeid zonder opa en oma en dat vond ik wel raar. Ik vraag me nog steeds af hoe die hele oorlog heeft kunnen gebeuren en waarom er nog altijd oorlog is. Hoe zorgen wij ervoor dat er geen oorlog meer komt? Ik denk dat de eerste stap is: lief zijn voor elkaar.’

 

Erfgoeddrager: Angelina

‘Wekenlang is mijn broer verzorgd door een Duitse non’

Carmen, Gigi, Angelina en Rayan van basisschool ’t Karregat in Eindhoven hebben zoveel vragen aan de 86-jarige Els Peeters dat ze bijna tijd te kort komen. Mevrouw Peeters is onderwijzeres en heeft veel verhalen. Ze vertelt ook wat de oorlog met haar heeft gedaan. Na de oorlog is ze in therapie gegaan om haar oorlogstrauma te verwerken en is ze gaan dansen. Toen heeft ze veel Duitse mensen leren kennen; ze benadrukt dat Duitse kinderen net zo erg onder de oorlog hebben geleden als zij. Ze heeft veel goede vrienden aan het dansen overgehouden. Binnenkort hoopt ze voor de 20e keer met hen een week op een Grieks eiland te gaan dansen.

 

Wat is het ergste dat u hebt meegemaakt tijdens de oorlog?
‘Dat mijn vader niet thuis was. We waren met zes kinderen thuis. Mijn moeder kon bijna niets meer, ze was erg ziek, leed al voor de oorlog aan darmkanker en had een stoma. Ze had een enorme angst om alleen achter te blijven. Mijn oudere broer en zus hebben voor ons gezorgd. Op een dag had mijn vader tegen Duitsers die iets vernielden een opmerking gemaakt. Voordat hij bij de fabriek kwam werd hij opgepakt en heeft zes weken in het politiebureau vastgezeten. Toen moest hij door naar kamp Vught. Mijn zus zorgde voor voedselpakketten die hij deelde met de andere gevangenen. Na drie maanden stond hij plotseling weer op de stoep. Mijn moeder deed niets anders dan huilen. Mijn vader heeft op kantoor gezeten en geen zwaar werk hoeven te verrichten. Hij heeft er maar weinig over verteld. Ik ben na de oorlog – toen mijn vader al gestorven was – naar het Monument Kamp Vught geweest. Toen kwam ik erachter wat voor vreselijke dingen hij meegemaakt. In die periode dat hij daar vastzat, werden mensen opgehangen en de rest van de gevangenen moesten toekijken.’

Was er iets waarvan u angstig werd?
‘Op 6 december 1942 is Eindhoven gebombardeerd. In plaats van de Philipsfabrieken die het doelwit waren, hebben de Britten de binnenstad gebombardeerd. Ik was zeven jaar en speelde die dag bij mijn vriendinnetje in de stad. Er kwam een luchtalarm en ik wilde alleen nog maar bij mijn moeder zijn, ik was zo bang. Ik liep het huis uit en ik zag een vliegtuig zo laag vliegen dat ik het idee had je het bijna kon aanraken. Ook zag ik twee grote bommen uit het vliegtuig vallen. Ik was helemaal in paniek en ik wilde alleen maar naar huis, naar huis, naar huis.’

Kon u goed slapen tijdens de oorlog, woonde u in een rustig gebied?
‘Ik sliep met mijn oudere zus in een tweepersoonsbed. Zij was de oudste van de kinderen en dertien jaar ouder. Aan het begin in de avond sliep ik alleen en was zij nog gewoon beneden. Als ik de honden hoorde blaffen dan wist ik: de bommenwerpers komen eraan, een vreselijk geluid. Ik vloog dan naar beneden en durfde niet meer naar bed, ik wilde bij de anderen zijn. Ik ging in een hoekje in de kamer zitten, ik was veel te bang. Als het voorbij was werd ik weer naar bed gebracht door een van mijn broers. Mijn moeder kon door haar ziekte niet zo goed trappenlopen. Mijn jongere broer reageerde heel anders op de vliegtuigen. Als er een luchtalarm was, ging hij met zijn vriendjes juist het dak op om te kijken wat er gebeurde.’

Had u huisdieren?
‘We hadden in de tuin konijnenhokken staan en we hadden dan heleboel konijnen. Ze werden regelmatig opgegeten. Er was er één die was helemaal wit en had rode ogen, een albino. Dat was mijn konijn en mijn konijn is nooit opgegeten, die was van mij!’

Vertelt u eens over uw broers?
‘Mijn zeven jaar oudere broer Henk ging met zijn vrienden altijd overal naar toe. Ze hadden een garage ontdekt met terreinwagens van de Duitsers. Henk vond landkaarten prachtig en deze lagen in de wagens. Hij wilde de kaarten stelen en stond vlakbij een vat benzine. Daar is plotseling een vuur ontstaan, waardoor hij door de vlammen naar buiten moest lopen. Henk werd thuisgebracht op een handkar en was helemaal verbrand op zijn armen en benen. Hij heeft hele hoge koorts gekregen, ijlde ook en had veel pijn. Wekenlang is hij elke dag verzorgd door een dokter en een Duitse non. Mijn moeder zei dat je niet zomaar kan zeggen dat alle Duitsers slecht zijn. Het was niet zonder gevaar voor die non om elke dag vanuit de stad te komen om voor de open wonden van mijn broer te zorgen. De dag na de bevrijding bracht mijn andere broer twee Britten naar boven en zei tegen Henk: kijk, dit zijn onze bevrijders.’

Erfgoeddrager: Angelina

‘’Doe dat niet!’’

Wij zijn Melih, Mohamed Chakir, Angelina en Chinyere. Wij hebben via Skype het indrukwekkende verhaal gehoord van Jacob Joshua, een Joodse man die tijdens de oorlog moest vluchten voor de Duitsers en nu in Israël woont. Hij is vaak verhuisd in de oorlog en zag zijn vader sterven in kamp Bergen Belsen.

Waarom kwam het gezin Joshua naar Nederland?
“We zijn weggegaan uit Duitsland, waar ik ben geboren. Weg van de Duitsers. Maar toen kwamen zij ook naar Nederland. Ze deden er alles aan om de Joden te vermoorden. Gelukkig ben ik gered. We woonden eerst in Scheveningen, toen we daar weg moesten, verhuisden we met het hele gezin naar Utrecht waar we tot 1943 woonden. Op een gegeven moment werden alle Joden in de buurt opgepakt en naar kamp Westerbork gebracht. Het was vreselijk om te zien. Ik herinner me dat we ’s morgens wakker werden en dat alle buren weg waren. Wij waren voorlopig veilig, want wij hadden Paraguayaanse paspoorten. Daarin stond dat wij als familie Joshua naar Paraguay mochten reizen, dat gaf privileges en heeft ons gered. In april 1943 kwam er een NSB’er bij ons aan de deur, hij wilde in ons huis wonen. Wij moesten eruit. Dat was vreselijk, waar moesten we heen? We zijn naar Amsterdam gegaan. Eerst naar Asterdorp en later naar Amsterdam-Oost.”

Uiteindelijk hebben de Duitsers jullie opgepakt?
“Mijn vader ging naar Utrecht en had zijn Jodenster afgedaan. Hij werd opgepakt toen iemand hem herkende. Een paar uur later stond de politie bij ons op de stoep, om ons mee te nemen. We hadden vijf minuten om onze spullen te pakken. We moesten naar kamp Westerbork. In februari 1944 werden we met de trein naar kamp Bergen-Belsen gebracht. Het geluk was dat wij die Paraguayaanse paspoorten hadden, waardoor wij in leven zijn gebleven. Er was niet genoeg eten, iedereen was hongerig en sommigen zijn daardoor gestorven. We waren ziek, dat was vreselijk. De Duitsers hebben ons in januari 1945 naar kamp Biberach gebracht.”

Hoe is uw vader overleden?
“Mijn vader is door honger gestorven in Bergen-Belsen. Hij kreeg niet genoeg te eten. Mijn vader was een grote man die veel eten nodig had, maar meer dan een stuk brood kreeg hij niet. Ik was bij hem toen hij overleed. Hij lag ziek in bed en hij zei: ‘Jacob, ik ga sterven.’ Ik zei: ‘Doe dat niet!’ Maar hij stierf. Ik heb mijn moeder gehaald. Ze hebben mijn vader toen op Bergen- Belsen gecremeerd. Een paar maanden daarna zijn wij in kamp Biberach bevrijd.”

Foto’s: Caro Bonink

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892