‘Zijn ouders en jongere zusje werden afgevoerd naar Westerbork’
Liam, Olivia, Lisa en Nora vertellen het verhaal van Walter en Marian Rozendaal
Amsterdam-Noord
Liam, Olivia, Lisa en Nora van Montessorischool Azalea fietsen naar de flat waar ze Marian en haar broer Walter Rozendaal gaan interviewen. Walter is speciaal uit Haarlem naar zijn zus gekomen omdat hij zich meer herinnert van de oorlog dan zijn zus. Ze zijn Joods want ze hebben een Joodse moeder, maar ze hebben een niet-Joodse vader. Beiden waren nog heel jong in de oorlog. Walter heeft het ‘zwarte tasje’ bij zich. Dit was tot aan de dood van hun ouders ‘een tasje van angst’; Walter en Marian mochten daar niet in kijken en al helemaal niet aankomen. Er zaten allemaal herinneringen aan de oorlog in, zoals de Jodenster van hun moeder en veel kaarten en brieven die hun moeder schreef aan haar ouders en zusje toen zij in kamp Westerbork verbleven. Ook het poëziealbum van haar zusje Jansje zat erin. Het maakt veel indruk op de kinderen.’
Wat overkwam uw familie tijdens de oorlog?
Marian: ‘Wat ik weet, is wat mij verteld is, want ik ben in de Hongerwinter in 1945 geboren. Het was heel bijzonder dat mijn moeder genoeg borstvoeding had voor mij in de Hongerwinter. Dat kwam omdat mijn vader de boer op ging heel Noord-Holland door om zo wat eten te verzamelen. Hij heeft toen heel veel bonen meegekregen en dat is heel eiwitrijk. Daardoor had mijn moeder dus heel veel voeding, zelfs nog voor twee andere baby’s. De kraamverzorgster die bij ons thuis kwam, werd verliefd op mijn oom Felix. Hij was bij ons ondergedoken. Aanvankelijk woonde oom Felix met mijn grootouders en zijn zusje Jansje in de Sijsjesstraat. Zij moesten zich in 1943 melden bij die Hollandsche Schouwburg. Daar moesten ze wachten en toen is mijn oom ontsnapt en dus bij ons gaan onderduiken. Bij zijn zus Dora, zo heet mijn moeder. Zijn ouders en jongere zusje werden afgevoerd naar Westerbork. Van daaruit zijn ze vrij snel naar vernietigingskamp Sobibor gestuurd en vermoord. Tante Jansje is 16 jaar oud geworden.
Hoe was dat voor u beiden dat jullie oom ondergedoken zat?
Walter: ‘Ik ontmoette oom Felix alleen overdag. Ik had geen idee waar hij dan ‘s avonds en ‘s nachts was. Later is mij verteld dat er een luik was in één van de kamers waar hij dan inging. Dan ging het luik dicht en zat er behang over geplakt.’
Marian: ‘Mijn vader zei altijd dat oom Felix achter het behang geplakt zat. Dat snapte ik als kind niet want ik dacht dan; ‘dat kan toch helemaal niet dan zie je toch allemaal bobbels’. Maar dat liet hij dan zo. Dat heeft hij me nooit uitgelegd.’
Ging u tijdens de oorlog ook naar school?
Walter: ‘Ja, ik ging naar de kleuterschool, de Wingerdschool. Die was op de hoek bij het kanaal tegenover het Florapark, dat nu Het Noorderpark heet. Als ik dan naar school liep met mijn vriendje Japie Winkel liepen we langs de Wingerdweg. Bij het Mosveld stonden altijd Duitse soldaten en één van die soldaten kwam altijd naar mij toe en aaide mij over mijn bol. Dat vond ik wel raar. Ik heb later bedacht dat die soldaat dat deed omdat hij waarschijnlijk thuis een zoontje had die op mij leek.’
Hoe vond u het dat uw Joodse moeder steeds minder mocht in de oorlog?
Walter: ‘Dat is me eigenlijk vroeger nooit goed opgevallen. Ik weet alleen nog dat ik wel eens naar dokter Schut moest, die zat aan de overkant van het kanaal. Ik zat dan bij mijn moeder achter op de fiets. Zij droeg dan geen Jodenster en had haar vervalste persoonsbewijs bij. We gingen dan tot aan het Mosveld en dan moest ik het laatste eind helemaal alleen lopen want bij de brug stond een wachtpost en dat risico durfde ze niet te nemen.’
Wat aten jullie in de Hongerwinter?
‘Ik weet nog dat ik vanuit de school waarop ik zat twee keer per week naar de gaarkeuken mocht. Die zat in de Azaleaschool in de Azaleastraat. Daar kreeg ik aardappelschillen-soep. Dat vond ik geweldig want dat kreeg ik niet thuis en dat was heerlijk zout. Ik heb daar geen slechte herinneringen aan.
Wij hebben in 2021 drie struikelstenen geplaatst bij het huis in de Sijsjesstraat 21. Eentje voor onze grootvader Hijman Naarden, één voor grootmoeder Marianne Naarden-Frank en één voor onze tante Jansje Naarden, die maar 16 jaar oud werd.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.