‘Zij waren wit, dus zij waren beter’


Nina, Levi en Aiba vertellen het verhaal van Nellie Bakboord
Paramaribo, SurinameAmsterdam-Zuid

Als Nellie Bakboord (1953) aan komt lopen, merkt Nina op dat ze op haar Surinaamse oma lijkt. Op haar beurt vertelt Nellie dat haar kleindochter ook Nina heet. Toeval bestaat niet! Levi, Aiba en Nina van basisschool De Rivieren in Amsterdam-Zuid zitten om mevrouw Bakboord heen en het ziet eruit als een gezellig gesprek bij oma op de bank. Maar denk maar niet dat het gesprek niet over serieuze zaken gaat.

Wat weet u van uw voorouders?
‘Ik houd me daar de laatste tijd heel erg mee bezig. De familie van mijn moeders kant was een bijzondere familie in Suriname, met Joods, Creools en Chinees bloed. Daarom zie je in mij ook zo’n hele mix. Je kan mij niet in een hokje stoppen, wat mensen wel eens doen. We hebben ontdekt dat de voorouders van mijn moeder zelf ook slaven hadden. Daar schrokken we eerst best wel van. Maar in veel Surinaamse families heb je een mix van slavenhouders en tot slaaf gemaakten. Laatst vonden we een foto van de grootmoeder van mijn vader; zij was geboren in slavernij. Ik was zo blij daarmee, want we waren al jaren op zoek naar een foto van haar. Het is een prachtige foto van de stammoeder van onze familie.’

Hoe zag uw jeugd eruit?
‘Alles was Nederlands. We spraken beter Nederlands dan de Nederlanders hier, vonden we. De teksten in de schoolboeken waren ook allemaal gericht op Nederland. Ik leerde over molens en schoorstenen en dat de Rijn bij Lobith ons land binnenkomt. Maar over de Surinaamse rivieren bijvoorbeeld wist ik niks. Gelukkig is dat nu wat verbeterd. Het is veel meer gericht op Suriname, maar nog steeds ook wel op Nederland.
Ik groeide op in een straat met heel veel kinderen. Iedereen ging heel goed met elkaar om. Na schooltijd speelden we graag bij elkaar op het erf. Mijn vader was lief, maar ook heel streng. Kinderen mochten eigenlijk nooit bij ons op het erf spelen. Als hij er niet was, deden we de poort open en dan kwam iedereen bij ons. Als we hem dan hoorden aan komen rijden, rende iedereen weg en was het hele erf stil. Het was best fijn dus dat hij al een jaar voor ons naar Nederland ging. Mijn leukste jeugdherinnering is het zwemmen met vriendinnen in Parima, een groot zwembad in Paramaribo. In de kantine kochten we bami voor vijf cent.’

Wat vond u van Nederland?
‘Uit Suriname vertrekken vond ik eigenlijk niet zo leuk. Ik was elf jaar, net als jullie nu. Ik had heel veel vriendjes en vriendinnetjes en je bent gewend aan je eigen buurt. In Nederland kwamen we in een kleine kamer bij een hospita. Het was een ontzettend aardige mevrouw. De buurt verklaarde haar voor gek dat ze ons – mijn vader, moeder en acht kinderen – in huis nam. Het leukste vond ik de patatzaak, waar we elke dag naartoe gingen. In Suriname kenden we dat niet. Hier zag ik ook voor het eerst witte vuilnismannen. Daar schrok ik van. In Suriname hadden de Nederlanders altijd de mooiste huizen en de beste banen. Ze waren wit, dus ze waren beter. Je keek tegen ze op. Dat die mensen hier vuilnis ophaalden, had ik niet verwacht. Zo zie je wat het kolonialisme doet. Het waren bij ons grote boeven. Als je een Nederlander bent en je hebt altijd geleerd dat wit beter is, dan ga je je ook zo gedragen. En als je tegen zwarte mensen zegt dat ze minder zijn, ga je dat ook geloven. In Nederland werd ik uitgescholden voor poepchinees. Vreemden kwamen op me af en voelden aan m’n huid, wilden weten of ik niet afgaf. Ze zaten aan mijn haar en vroegen we of we wel kleren droegen in Suriname. Ze wisten hier niks van Suriname. Ze vroegen ons of we wel eens op de fiets of brommer naar Curaçao gingen.’

Wat vindt u ervan dat Suriname onafhankelijk is?
‘Het is beter onafhankelijk te zijn. Suriname had ook veel meer moeten eisen dan dat beetje geld wat ze gekregen hebben, dertig of veertig miljoen. Dat was zo op. Nederlanders zijn heel goed in onderhoud. Ze hadden meer geld moeten geven voor achterstallig onderhoud. Ze hadden betere bruggen, schoolgebouwen en ziekenhuizen moeten bouwen en de Surinamers moeten opleiden voor het onderhoud. En ook moeten investeren in de infrastructuur. De wegen in Suriname zijn beroerd. Bij een flinke regenbui komt het water in huis soms tot je knieën. De binnenstad staat dan helemaal onder water, daar kun je niet meer lopen. Als we toen meer hadden geëist, hadden we nu een beter land gehad. Het zou zo netjes zijn geweest van Nederland. Als je hier in Amsterdam al die prachtige grachtenpanden ziet. Die zijn allemaal gebouwd met geld verdiend met de plantages.’

   

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892