‘Ze zeiden me dat ik mijn naam moest vergeten en gaven me een andere naam’


Jasmin, Dean en Bruno vertellen het verhaal van Nanny Spier
Rijnstraat 28De Rivierenbuurt

Nanny Spier was 2 jaar toen de oorlog begon. Ze woonde met haar vader, moeder en haar oudere zus. Van de eerste jaren kan ze zelf niet zo veel herinneren, daar was ze te jong voor. Maar haar oudere zus heeft haar later veel verteld. Jasmin, Dean en Bruno van de Rivierenschool in Amsterdam-Zuid interviewen haar in het bijgebouwtje in de speeltuin. Ze heeft een boek geschreven, en de brief die haar ouders hebben achtergelaten laat ze aan de kinderen zien.

Hoe verliep de oorlog voor u?
‘Ik woonde met mijn vader, moeder en mijn negen jaar oudere zus in Scheveningen. We hadden een leuk huis met een grote tuin, vlakbij het strand. In de oorlog moesten we daar weg; we kwamen in de Rivierenbuurt te wonen. Die buurt noemden ze ook wel het getto van Amsterdam. Je moest een ster op en veel mocht niet meer. Op een dag was er een razzia. Mensen werden een voor een uit hun woningen gehaald, ook mijn ouders. Mijn zusje en ik wilden mee, maar dat mocht niet. We stonden voor het raam en zagen hoe ze in een vrachtwagen werden gestopt. Ze mochten niet eens zwaaien. Die avond waren we alleen thuis, er was niets te eten. We zijn samen in het grote bed gaan slapen en plasten in ons broek van angst. De volgende dag zijn we lopend naar mijn tante in Amsterdam-Oost gegaan; mijn zus mocht als Joodse tiener niet met de tram. We hebben daar een paar maanden gewoond. Als er een razzia was, zat ik in de kolenkast. Ik wist heel goed dat ik dan muisstil moest zijn. Maar het werd te gevaarlijk en toen zijn we gaan onderduiken op verschillende adressen in Nederland.’

Wat gebeurde er bij het onderduiken?
‘Niet iedereen die onderduikers had was aardig. Bij mensen waar ik onderdook werd ik een keer in een bezemkast gestopt omdat ik mijn eten niet lustte. Dit onderduikgezin maakte mij bang. Ze krabden op de deur zodat het net leek of er muizen in de kast zaten. Ik zat in het donker, in die kast en was doodsbang. Deze mensen wilden eigenlijk helemaal niet helpen. Ze wilden vooral gratis hulp in de huishouding. Daarom waren ze blij met mijn grote zus, maar niet met mij. Ik was met mijn 4,5 jaar nog te jong om te helpen. Uiteindelijk zijn we door deze mensen zomaar op straat gezet terwijl er een razzia was in de buurt. Daar sta je dan als twee Joodse kinderen.’

Mocht u wel bij uw zus blijven?
‘Het eerste deel van de oorlog waren mijn zus en ik samen, maar we zijn ook een tijd gescheiden geweest. Mijn grote zus was erg belangrijk voor me. Ze was een soort moeder. 1,5 jaar lang waren wij uit elkaar toen we bij verschillende onderduikadressen in Zeeland werden ondergebracht. Ik kwam in een gezin in Goes. Het was gevaarlijk om als Joods kind je eigen naam aan te houden daarom kreeg ik van mijn nieuwe pleegouders een andere naam: Elsje Zuidervliet. Dat vond ik als klein meisje heel vreemd. Van de ene op de andere dag kreeg ik te horen: ‘Je moet nu je eigen naam vergeten, je mag niet meer weten hoe je heet. We geven je een andere naam. En je mag niet meer praten over je ouders.’ Ik wist als kind dat het het veiligste was als je alles vergat, dan kon je je ook niet verspreken. Toen Zeeland was bevrijd ging ik terug naar mijn tante in Amsterdam. Dat vonden mijn Zeeuwse pleegouders heel erg. Die wilden niet dat ik wegging. Ze waren zich aan mij gaan hechten.’

Waarom ging u bij uw tante wonen?
‘Een half jaar na de oorlog kregen we een brief van het Rode Kruis dat onze ouders twee maanden na de razzia in Auschwitz vermoord waren. Ik ben dus helemaal zonder ouders opgegroeid. Ik woonde bij mijn tante, die al wat ouder was en zelf geen kinderen had. Ik heb het niet echt leuk gehad, maar ik paste me aan. Er woonden veel NSB’ers in die buurt en hun kinderen zaten ook gewoon bij ons op school. Mijn tante had voor mij een regenjasje gemaakt en op een dag was daar door die kinderen een hakenkruis op getekend. In de oorlog mocht je niks onthouden, dus leren was voor mij lastig. Van mijn familie zijn 72 mensen omgekomen in de oorlog. Ik leef nog en ik heb een heel leuk leven.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892