‘Ze kwamen in het kamertje waar lagen allemaal illegale blaadjes op het bureau lagen…’


Floor en Kiara vertellen het verhaal van Jos Termohlen
David Blesstraat 3 huisDe Pijp

Jos Termohlen was 12 jaar toen de oorlog uitbrak. Ze woonde met haar ouders en haar twee jaar oudere zus aan David Blesstraat 3. De familie werd door de 29-jarige halfzus betrokken bij het verzet. Aan Kiara en Floor van De Springstok vertelt ze over haar lagere schoolvriendinnetje Hannah van Praag, over de dappere verzetsdaden van haar halfzus en de enorme honger tijdens de oorlog.

Ging u naar school?
De halve klas op de Dintelschool bestond uit Joodse kinderen, waaronder veel van Duitse-joodse ouders. Net zoals Anne Frank waren zij naar Nederland gevlucht toen Hitler in 1933 aan de macht kwam. Meestal waren dat rijke mensen. De kinderen gingen hier meteen naar school en spraken goed Nederlands. Onze klas had 40 kinderen. Van de Joodse kinderen is niemand in leven gebleven. Mijn vriendinnetje Hannah van Praag woonde met haar ouders aan de Zuider Amstellaan; dat is nu de Rooseveltlaan. Zij was een nakomertje en had twee grote broers: Max van Praag en nog een broer met een fotozaak in de Spuistraat. Zij en haar ouders doken onder in Boskoop, haar broers ergens anders. Hannah en haar ouders zijn verraden, weggevoerd en niet teruggekomen.
Het begin van de oorlog was angstig. Er kwamen Duitse verkenningsvliegtuigen heel laag over, met een groot hakenkruis aan de onderkant. Het was heel dreigend. Verder had je er in het begin niet echt weet van. Alles ging nog gewoon zijn gangetje.

Wist u dat uw halfzus onderduikers in huis had?
Ja, wij hadden ook onderduikers in huis. Mijn halfzus had een groot huis met beneden drie kamers, waar haar gezin woonde, en op de bovenetage drie kamers waar onderduikers zaten. Mijn zus heeft wel eens een inval gehad in huis. Ze kwamen in het kamertje waar zij al het schrijfwerk deed en daar lagen allemaal illegale blaadjes op het bureau. Mijn zwager zei toen: “Oh dat is niets, dat is rommel”. Gelukkig heeft die man het niet gezien. Het waren van die nauwe ontsnappingen. Ze namen toen wel de typemachine mee, want daar ging het om. Als ze toen betrapt waren, dan waren ze er geweest.
In ons kleine huis hadden we af en toe iemand op de divan slapen. Dan werd diegene ‘s ochtends heel vroeg opgehaald door mijn zus en – toen de trein nog reed – door haar naar Limburg gebracht. Een keer bracht mijn zus een Joodse jonge vrouw, Anna Kaas, met de trein en toen werden ze betrapt. Ze zijn in de trein aangehouden. Die vrouw had natuurlijk valse papieren en dat werd niet vertrouwd. Van tevoren hadden ze afgesproken dat als er iets zou gebeuren, mijn zus zou zeggen dat ze Anna niet kende, maar dat vertrouwden die soldaten niet. Toen is Anna meteen afgevoerd en mijn zus werd naar het Oranjehotel in Den Haag gebracht. Dat is een gevangenis waar veel verzetsstrijders naartoe werd gebracht. Ze heeft daar ongeveer zes weken gezeten, maar omdat ze bleef volhouden dat ze van niets wist werd ze vrijgelaten. Ze begon daarna meteen weer te helpen in het verzet. In haar leven heeft ze heel veel risico’s genomen. Mijn moeder heeft dat gezin toen ook ondersteund, dus we gingen elke dag naar de Roerstraat waar mijn zus woonde. De zorgen om het jonge gezin van mijn halfzus, maakte mijn moeder depressief. Ik maakte altijd grapjes om haar op te vrolijken ze noemde mij haar zonnetje, maar ik heb haar of mijn vader nooit zien schaterlachen.

Wat is het ergste dat u in oorlog heeft meegemaakt?
Dat was de Hongerwinter. We kregen een half brood per week en bij de gaarkeuken watersoep. Mijn moeder moest het brood verstoppen voor mijn vader, omdat hij ‘s nachts zo’n honger kreeg dat hij in huis naar eten ging zoeken. Via het Rode Kruis of de GGD hebben we een keer een voedselpakket gekregen met extra’s, omdat mijn vader hongeroedeem had, maar dat was niet echt beter. Na de vieze soep ’s avonds moesten we maar gaan slapen, want dan merkte je niet dat je honger had. We hadden een noodkacheltje om dingen op te warmen, er was geen licht en geen gas. We hebben nog blokjes hout gejat uit de trambanen. Die blokjes brandden heel goed. We werden dan wel eens betrapt, maar dan renden we hard weg. Alle bomen in de straat werden ook omgehakt en onder buren verdeeld. Aan het einde werd het heel erg karig met eten. Mijn zwager had van tevoren heel veel brood geroosterd en dat in Verkade-trommels gedaan. Achteraf vraag ik me soms af hoe bedenkt iemand dat? Maar het zorgde ervoor dat ze altijd wel wat brood hadden. Getoast brood bleef hartstikke lang goed, zeker in die trommels.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892