‘Ze hebben mijn vader nooit gevonden, dus er is geen graf’


Aniek, Douwe, Thijmen, Joella vertellen het verhaal van Martha Fosch

Aniek, Douwe, Thijmen en Joella van Basischool Tamarinde gaan Martha Fosch interviewen. Op de galerij bij mevrouw staan allemaal planten en het uitzicht over Zaandam is fantastisch. Mevrouw Fosch laat ons haar gezellige huis zien met veel boeken, foto’s en planten. De kinderen voelen zich er gelijk thuis.

Was er in Suriname ook oorlog zoals in Nederland?
‘Ja, maar er werd daar niet gevochten zoals hier.  Alles wat ik weet van die tijd heb ik later van mijn familie gehoord op school geleerd. Tijdens de oorlog was ik nog een baby.
Suriname was een Nederlandse kolonie tijdens de Tweede Wereldoorlog en werd niet aangevallen door de Duitse bezetters, maar raakt er wel bij betrokken. Er werd niet veel over de oorlog gesproken, want de mensen moesten hun leven weer opbouwen. Omdat Suriname een kolonie was van Nederland werd voorheen alles ingevoerd. Meel, suiker, melk, stoffen enz. Door de hongerwinter stopte dat en tijdens de hele oorlogstijd had Suriname daar last van, maar ook de Nederlanders die daar woonden.
Er was een bedeling, een soort voedselbank. Uit andere landen werd er van alles gestuurd. Vooral veel bonensoorten. Er is een Surinaams lied BB met R. Bruine bonen met rijst. (Mevrouw laat het horen) Kinderen die ondervoed waren, waren heel erg ziek, maar mensen leerden ook om eigen groenten en vruchten te verbouwen en te gebruiken. Als alles maar gebracht wordt, wordt je lui van en je waardeert niet wat er om je heen is.’

Had Suriname geen eigen producten?
‘We hadden Nederlandse bedrijven die in Suriname gevestigd waren. Voor houtbewerking was dat Bruynzeel. De grondstof bauxiet werd uit de mijnen gehaald. Suriname had echter zoveel bauxiet; dat lag gewoon voor het opscheppen. Bij dagbouw werkten ze boven de grond, dus niet in de kolenmijnen.

Waarom wilde de Duitsers bauxiet hebben?
‘In de oorlog moesten de mannen gaan vechten voor Nederland en kwamen op zee terecht. Mijn vader kwam voor de KNSM (Koninkelijke Nederlandse Scheepvaart Maatschappij) te werken, op een vrachtschip dat bauxiet vervoerde. De Duitsers wisten dat je van bauxiet aluminium kon maken, waar vliegtuigen van gebouwd werden. Met vliegtuigen werden veel bombardementen op Duitsland uitgevoerd. De aanvoer van bauxiet wilden zij dus verhinderen. De Duitsers vielen de schepen aan door ze te torpederen met diepzeebommen. Dankzij die vliegtuigen konden de geallieerden, dus Amerika en de Europese landen, de strijd winnen.’

Wat is er met uw vader gebeurd?
‘De matrozen kregen pas later bescherming van de mariniers die wisten waar de duikboten waren. Vrachtschepen konden toen zo door naar Engeland en Amerika, maar tijdens een van die eerdere routes, voordat de marine er was, is het schip waar mijn vader op voer getorpedeerd. Weinig mannen hebben het overleefd. Ze waren heel jong, mijn vader was 23 jaar toen hij verdronk. Ze hebben hem nooit gevonden, dus er is geen graf. En dat vind ik heel jammer.’

Uw vader heeft geen graf, is er een plek waar u uw vader kunt herdenken?
‘Toen ik in Nederland kwam ontdekte ik dat er een monument was in het Scheepvaartmuseum. En daar konden we ieder jaar mijn vader herdenken. Daar kwamen we samen met de mariniers en de marinierskapel. Dit jaar is het voor het laatst in de Kompaszaal de herdenking gehouden. Dat vind ik verdrietig omdat er geen graf is. We weten nu niet wat er gaat gebeuren, want dat is voor ons de plek om op 4 mei te herdenken. Dus dat vind ik wel jammer.’

‘Ik wil jullie iets meegeven: we zijn allemaal gelijk. Gelijke behandeling voor jongens en meisjes. Blijven leren. Jullie hebben de kans. Laat je niet ergens in een hoek drukken. Jezelf zijn zoals je bent.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892