‘Wij kregen op Curaçao vrijwel alleen maar geschiedenisles over Europa’


Dax, Noor en Julian vertellen het verhaal van Gisèle Mambre
Willemstad

Dax, Noor en Julian van het Augustinianum in Eindhoven werden zeer hartelijk welkom geheten door Gisèle Mambre, in haar gezellige huis. Zij is geboren in Willemstad op Curaçao in 1970 en op haar 18de naar Nederland gekomen om de lerarenopleiding te gaan doen in Zwolle. Uiteindelijk is ze in Nederland blijven wonen en heeft hier haar leven opgebouwd.

Hoe was het om op te groeien in een koloniale samenleving?
‘Ik wist als kind niet dat het een koloniale samenleving was! Er wonen op Curaçao mensen van allerlei verschillende afkomst, niet zwart, niet wit, alles door elkaar. Veel verschillende nationaliteiten. Ik ben er later achter gekomen dat huidskleur toch een rol speelt in bijvoorbeeld betere banen. Omdat wij in een kolonie leefden, kregen wij hetzelfde onderwijs als in Nederland. Het was dezelfde samenleving als in Nederland, alleen dan op een warm eiland, kleiner en met meer kleur. Wij kregen vrijwel alleen maar geschiedenisles over Europa. Dat zou ik wel willen veranderen, geschiedenis is niet alleen Europa, dat zou veel breder moeten zijn. Maar op Curaçao is al veel veranderd. De docenten krijgen meer vrijheid wat betreft de inhoud van de lessen.’

U hebt kleine modellen van de huizen op Curaçao, gemaakt van keramiek, aan ons laten zien. In welk soort huis heeft u zelf gewoond?
‘Ik woonde in het huis van een middenstandsgezin, wij woonden in de stad. Maar er woonden ook familieleden op het platteland. Die zaten in houten huizen of in een soort hutten met een dak van maïsbladeren. Mijn voormoeders kwamen uit de slavernij en die woonden meestal in de hutten.’

Hebt u te maken gehad met discriminatie?
‘Toen ik in 1988 naar Nederland kwam, moest ik aan verschillende dingen wennen. Ik moest wennen aan dat het heel groot was. Ik moest wennen aan veel meer witte mensen. De mensen die ik om me heen zag, waren anders, zeker in Zwolle. Ik had er, zeker in het begin, geen last van dat ik tot een minderheid behoorde. Ik werd best goed opgevangen door mijn medestudenten. Ik deed intussen ook mijn best om contact te houden met Curaçao. Ik heb wel tussen die twee werelden gewoond, maar ik ervoer het niet als vervelend. Toen ik later in Amsterdam woonde, heb ik wel eens meegemaakt dat iemand iets vervelends tegen me zei. Maar het valt best mee en je moet het niet op jezelf betrekken. Eén keer vond ik het wel vervelend. Toen ik een nieuwe functie kreeg, zei iemand: je hebt een voorkeursbehandeling gehad. Dat vond ik niet fijn, want ik was gewoon aangenomen omdat ik de geschikte kandidaat was.

Soms willen mensen zomaar mijn haar aanraken. Dat gebeurt nog steeds en dat vind ik niet kunnen. Af en toe zeggen mensen tegen mij: wat spreek je goed Nederlands. En dan moet ik uitleggen dat ik van een Nederlands eiland kom, Curaçao. Die onwetendheid van mensen vind ik echt irritant.’

Wat vind u van het feest Keti Koti?
‘Op 1 juli wordt herdacht dat de slavernij is afgeschaft in 1863. Het betekent letterlijk: verbroken ketenen. Dat is voor mij een belangrijke feestdag. Ik doe er vanalles aan. Ik werk voor een culturele beweging die heet Theater voor Keti Koti.

Een andere belangrijke dag voor mij is 17 augustus. Dan wordt de Curaçaose vrijheidsstrijder Tula herdacht. Tula heeft op Curaçao in 1795 de opstand geleid van de tot slaaf gemaakte mensen. Hij is daarvoor vermoord. Hij vond de vrijheid zo belangrijk dat hij zijn leven ervoor gaf. Ik heb een theatermonoloog geschreven over Tula. Tula van Curaçao en Anton de Kom uit Suriname zijn twee vrijheidsstrijders. Daar wordt nu wat meer aandacht aan besteed in de geschiedenislessen. Premier Rutte heeft het ook over Tula gehad tijdens zijn toespraak.

Ik heb meegedaan aan een onderzoek ‘Wie zijn mijn voorouders’ van de Volkskrant. Er was eerder sprake van een connectie van mijn familie met Tula. Maar die connectie is niet uit het onderzoek gekomen. Ik heb wel namen gekregen van drie vrouwen, waar ik vanuit kom, een moeder, dochter en een grootmoeder, mijn zogenaamde voormoeders. Ik wil dat verder onderzoeken, maar dat is heel lastig, omdat er haast geen archief is. En ik kan het ook niet meer aan mijn tante vragen, want zij is aan het dementeren.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892