‘Wij dachten dat we slechts zes maanden in Nederland zouden blijven’
Ramses, Paja, Nienke, Foske en Juul vertellen het verhaal van Augustien Souisa
MolukkenSpaarndammerbuurt en Zeeheldenbuurt
Augustien Souisa (1950) komt helemaal vanuit Eerbeek om Paja, Ramses, Nienke, Foske en Juul van Het 4e Gymnasium te vertellen over haar Molukse achtergrond. Ze heeft boeken meegebracht over de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland, die de leerlingen met interesse doorbladeren.
Waarom kwamen jullie naar Nederland?
‘Mijn vader was in dienst van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Dat deed hij vooral om zijn moeder – een weduwe met vijf opgroeiende kinderen – te ondersteunen. Bij de onafhankelijkheid van Indonesië hadden de mensen die in het leger zaten de keuze; óf het Indonesische leger ingaan óf vertrekken naar Nederland. Teruggaan naar de Molukken was niet mogelijk. Mijn vader heeft ervoor gekozen om naar Nederland te gaan, met het idee dat we hier maar zes maanden zouden blijven. Mijn zusje werd hier geboren in het plaatsje Teuge. Mijn vader wilde haar ter herinnering aan Nederland – we zouden immers snel teruggaan – de naam Teuge geven. Dat mocht natuurlijk helemaal niet bij de burgerlijke stand. In Teuge woonden we in een voormalige legerkazerne. We hadden één kleine ruimte waar we met z’n allen – mijn ouders en vijf kinderen – leefden. Ik moest, net als alle andere Molukse kinderen, in de zomer naar pleeggezinnen om de Nederlandse taal en cultuur te leren. Ik heb er geen warme herinneringen aan. Ik had zo’n heimwee. Mijn zusje had wel een heel leuk gezin. Het was maar net waar je terecht kwam. In 1957 zijn we verhuisd naar kamp Vaassen. Het was een barakkenkamp, maar het was ontzettend leuk wonen daar. Je had je eigen toilet en een eigen keukentje, dat was heel wat. Je was daar altijd onder Molukkers. Pas toen ik ging studeren, kwam ik echt in contact met Nederlanders.’
Hoe vond u het Nederlandse eten?
‘Toen wij in Teuge woonden, mochten we nog niet zelf koken. Er werd voor ons gekookt. Ik vond dat Hollandse eten helemaal niet lekker. Er bleef daarom altijd eten over. We mochten het dan wegbrengen naar de boeren iets verderop. In ruil kregen we eieren en daar maakten we zelf gerechten mee. Ik vond het altijd leuk om die etensresten weg te brengen want als je bij de boerin kwam, kreeg je roggebrood. Daar smeerde ze een laagje roomboter op en suiker. Dat vond ik altijd zo lekker. Dat was echt een feestje. Sindsdien eet ik roggebrood ook alleen maar met roomboter en suiker.’
Werd u wel eens gepest of gediscrimineerd?
‘De kinderen op school behandelden mij anders. Ze vonden me vreemd. In de jaren 50 had je nog niet zoveel donkere mensen. De kinderen vonden ons ook altijd stinken. Achteraf snap ik dat het de knoflook was. Wij gebruikten dat veel bij het koken, maar hier in Nederland kenden ze dat toen nog niet. Rond 5 december werd ik door kinderen geregeld uitgemaakt voor ‘zwarte piet’. Ik snap de huidige discussie daarover daarom wel. Toch vind ik dat iedereen zelf moet bepalen hoe ze het vieren. Ik heb mijn dochter opgevoed mét de Sinterklaastraditie, maar zónder zwarte piet. Op de Molukken vieren ze ook Sinterklaas, maar daar is het vermengd met allerlei andere tradities.’
Gaat u nog wel eens terug naar de Molukken?
‘De broers en zus van mijn vader zijn daar achtergebleven. Ik probeer hen jaarlijks op te zoeken. Wij zeggen nooit dat we op vakantie gaan, maar we gaan ‘terug naar huis’. Zelfs nu nog. Mijn familieleden hebben stukken grond waar ze voedsel telen om te verkopen. Eén heeft een auto waarmee hij mensen rondbrengt, want er rijden daar geen bussen. Ze hebben een zwaar bestaan. Nichtjes van mijn leeftijd zeggen altijd dat ik er goed uit zie. In Nederland hebben we goede voorzieningen. Ik hoef niet dag en nacht in de brandende zon te werken. Het is een heel ander bestaan, maar hier heb je weer andere, luxe ziektes.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.