‘We wilden weer een gevoel van vrijheid hebben’


Nadine, Dean, Veerle en Noor vertellen het verhaal van Frits Rijnenberg
Haarlem

De spekkoek staat klaar in het gezellige huis van de 92-jarige Frits Rijnenberg. Hij woont in ‘Lieflijk Indië’, een Indische woongroep die hij mede heeft opgericht. De Haarlemse leerlingen Nadine, Dean, Veerle en Noor van het vlakbij gelegen Rudolf Steiner College krijgen een warm welkom en meneer Rijnenberg vertelt, voordat het interview begint, over de spekkoek. Dit staat er niet zomaar. In Indonesië wordt dit bij allerlei gelegenheden op tafel gezet uit dankbaarheid, maar ook vanuit het geloof dat dit helpt om de gelegenheid te laten slagen. Dit ritueel komt van de inheemse bevolking van Indonesië en Indische Nederlanders hebben het overgenomen, want zoals meneer Rijnenberg zegt: ‘De dag is niet vanzelfsprekend. Elke dag is een geschenk van boven en daar moeten we dankbaar voor zijn.’

Meneer Rijnenberg werd geboren in Jakarta. Hij heeft twee oudere broers en drie zussen. Zijn vader was een Indische Nederlander en zijn moeder was Indonesische. Hij woonde later in Buitenzorg en in Bandung. In 1963 vertrok Frits met zijn gezin naar Nederland.

 Hoe was uw schooltijd in Indonesië?
‘In Buitenzorg ging ik naar een katholieke school. Hier zat ook een padvinderij bij waar we leerden te overleven en koken. Tijdens de Japanse bezetting mochten we niet naar school. Een jaar lang gingen we toch stiekem naar geheime lessen van een onderwijzeres. Mijn moeder wilde dat ik dit deed om niet te veel achterstand op te lopen. In 1945 was de oorlog voorbij en heb ik mijn achterstand ingehaald in een ‘herstelschool’. Hier kon ik alle gemiste jaren inhalen.’

Hoe zag uw woonomgeving eruit?
‘Tot 1942 leefden we in vrede in Buitenzorg. Daar was de omgeving prachtig. Het was een kleine stad. In 1943 verhuisden we naar Bandung, een grote bergstad. Bandung was in tweeën gedeeld. Het noorden had prachtige villa’s met grote tuinen. In het zuiden waren minder woningen, maar alleen voornamelijk theaters, winkels en industrie.’

Hoe was het om op te groeien in een koloniale samenleving?
‘Wij wisten niet beter dan dat Nederlands-Indië bij Nederland hoorde en dat wij Nederlanders waren. Het woord ‘kolonie’ zei ons niks. Mijn vlag is rood, wit, blauw. Mijn volkslied is het Wilhelmus waarvan we twee coupletten uit ons hoofd moesten leren. En we hadden toen ook dezelfde koningin. Het leven was helemaal Nederlands. Het eten was wel heel anders. We aten Indisch, vooral rijsttafelgerechten. Eén keer per week aten we Nederlands. Verder is Indonesië een enorm groot land met veel bloemen, planten en dieren. Het weer is prachtig. Het was een paradijselijk leven.’

Hoe was de relatie met uw ouders?
‘Ik had een goede band met mijn ouders. Mijn vader leerde mij van alles over de geschiedenis en nam mij mee naar zijn werk in Batavia. Zo heette Jakarta vroeger. We waren inmiddels verhuisd naar Buitenzorg. Mijn vader overleed in 1943. Ik was toen twaalf jaar en het was al oorlog met Japan. Ik verloor mijn vader in een periode waarin een jongen zijn vader het hardst nodig heeft. Mijn vader heeft mij de intellectuele bagage en westerse opvoeding meegegeven. Mijn moeder heeft mij de geestelijke bagage meegegeven: de omgang met mensen en je eigen instelling.’

Hoe ging het met uw familie tijdens de bezetting door Japan?
‘Mijn oudste broer was al gelijk in 1942 opgepakt door de Japanners, omdat hij militair bij de Marine was. Hij moest werken in een werkkamp. Mijn tweede broer moest een jongenskamp in, omdat hij boven de 15 jaar was. De jongens werden als werkkracht gebruikt. Ik was tijdens de bezetting onder de 15 jaar, dus ik hoefde nog niet het kamp in. Mijn moeder en zussen ook niet. Ik was dus de enige man thuis. Dat voelde als een grote verantwoordelijkheid.’

Waarom ging u naar Nederland en hoe was die overgang voor u?
‘Nederlands-Indië was een paradijs op aarde, we hadden het zo goed. Maar tijdens de vrijheidsstrijd daarna kwam er zoveel ellende met bloederigheid en veel slachtoffers. Toen kwam er een vervolging op de Nederlanders en Indische Nederlanders. Wij werden niet meer gewaardeerd. Er werd jacht op ons gemaakt en er werden mensen vermoord. We waren ontheemd, daardoor gingen we naar Nederland. Net als heel veel anderen. We hadden geen geboorteland en geen vaderland meer. Nederland werd ons nieuwe vaderland.
Het belangrijkste was dat we onze rust terug hadden. We voelden ons eindelijk vredig. Er was geen conflict en er was gerechtigheid. In Indonesië werkte ik voor een Duits ingenieursbedrijf, een goede job. Ik ging regelmatig naar Duitsland en was ook in Nederland geweest, dus ik kende het hier al. We zijn zo lang mogelijk in Indonesië gebleven, maar uiteindelijk wilden mijn vrouw en ik met de kinderen toch weg. We wilden weer een gevoel van vrijheid hebben.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892