‘We werden in een Jappenkamp in Surabaya vastgehouden en mochten er niet uit’


Fabian, Sjors en Stijn vertellen het verhaal van Truida Hendriks-Bergsma
Surabaya

De drie jonge interviewers Fabian, Sjors en Stijn hebben heel veel zin in het interview met Truida Hendriks-Bergsma. Het is spannend want zij groeide op op Java en maakte de Tweede Wereldoorlog daar mee. Dat is voor de jongens een geschiedenis die ze niet goed kennen. Bij mevrouw Hendriks-Bergsma krijgen ze eerst een kopje thee en een koekje aangeboden. De leerlingen van de Cilinder in Alkmaar voelen zich op hun gemak, en zij vertelt graag.

Waar woonde u tijdens de Tweede Wereldoorlog?
‘Ik woonde in Surabaya op Java, in Indonesie, dat hoorde toen nog bij Nederland. Wij hadden een groot huis en twee dames in dienst om te wassen en te koken en een heer die de tuin onderhield. Zij woonden bij ons in. Als het heel hard regende mochten we in ons ondergoed dansen en zingen in de regen; dan was ik heel gelukkig.

Hoe begon de Tweede Wereldoorlog voor u?
‘We hoorden over de Duitse bombardementen op Nederland. Mijn vader bouwde toen in onze tuin een schuilkelder omdat er ook gevochten werd op de Javazee. In 1942 vielen de Japanners Indonesië binnen. Zij wilden Indonesië redden van de Nederlands overheersing en iedereen die een beetje Nederlands was, moest naar een Jappenkamp. Daar werd iedereen bewaakt en konden ze ook geen verzet plegen. Het kamp was een deel van de stad dat de Japanners hadden omheind en dat bewaakt werd. Er waren overal Jappenkampen in Indonesië.

Ons gezin werd als een van de laatsten naar het kamp gestuurd. We mochten niets meenemen. Maar ik nam stiekem de fotoalbums mee in een lakentje en sloop snel weg toen de Japanners kwamen. Die heb ik gelukkig kunnen redden. We werden in een Jappenkamp in Surabaya vastgehouden en mochten er niet uit. Als ik iets deed wat niet mocht kreeg ik slaag; dan mepten ze met een stok. Twee keer per dag moesten we op appel komen. Dan moesten we aantreden, tien op een rij, en in het Japans tellen. Iedereen had een kapnummer en mijn nummer was 13353. Ze wisten je nummer maar niet je naam en als je iets fout deed noteerden ze jouw nummer.’

Hoe was het leven in het Jappenkamp?
‘Mijn moeder had zeven kinderen en we woonden in het jappenkamp met 35 mensen in een huis. Alle vrouwen in het kamp moesten werken; maar dat werk was gewoon pesten. Ze moesten grassprietjes plukken… Mijn moeder wilde niet werken maar voor ons zorgen, de kleinste was 1,5 jaar. Maar dat mocht niet van de officier. Mijn moeder was het daar helemaal niet mee eens en heeft hem daarom een klap gegeven in zijn gezicht. Daar was hij zo van onder de indruk dat ze voor ons mocht zorgen. Maar omdat mijn moeder iedereen meer eten gaf en zichzelf veel te weinig, verzwakte ze heel erg en werd ze ziek. Toen ik 10 jaar was werd ik verantwoordelijk voor de rijstdrum en de verdeling van de rijst omdat mijn moeder te ziek was. Als mensen te veel rijst kregen, ging dat er bij ons af. We aten ook stijfselpap. Als dat te lang stond, werd het water. Het smaakte nergens naar maar het was het enige eten dat je kreeg. Van dat soort eten verzwak je erg.

Japanners zochten verder in het kamp naar meisjes voor prostitutie. Omdat ik lang was voor mijn 10 jaar, was mijn moeder bang dat ze ook mij zouden kiezen. Dus als de Japanners langskwamen om te zoeken naar meisjes, moest ik me van mijn moeder verbergen.’

Zat uw vader in het verzet?
‘Ja, mijn vader was een verzetsstrijder en saboteerde havens en techniek van de Japanners. Hij moest op een gegeven moment het marinecomplex onklaar maken en de haven saboteren zodat deze haven onbruikbaar werd voor de Japanners. Hij wist daarna met vier andere officieren te ontkomen met de boot naar Australië. Maar uiteindelijk zijn ze verraden en mijn vader is in 1943 geëxecuteerd in de bossen.’

Wat is er gebeurd met uw moeder?
‘Vlak na de bevrijding is mijn moeder overleden omdat ze zo verzwakt was van het leven in het kamp. Dan sta je daar als kind. Niemand kende onze achternaam, alleen onze nummers maar ze wisten wel dat wij de zeven geitjes waren. Zo noemden ze ons altijd. Na het overlijden van onze moeder zaten we tien dagen alleen in het kamp en daarna werd er gezegd: ‘Jullie gaan naar het weeshuis’.’

Wanneer werd Indonesië bevrijd?
‘Indonesië werd op 18 augustus 1945 bevrijd van de Japanners, maar wij hoorden het pas 28 augustus. We merkten wel dat er iets gaande was. Maar de bevrijding was geen bevrijding voor de mensen in Indonesië; Nederland begon een bloedige strijd omdat het niet wilde dat Indonesië onafhankelijk zou worden. Nederland wilde nog steeds de baas zijn. Het was heel onveilig. Wij zijn uiteindelijk op de boot gezet naar Nederland, naar familie van ons daar.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892